IFBL-hokken raadplegen
Wil je de ligging kennen van een uurhok of kwartierhok? Bekijk zelf de kaarten met het IFBL-raster op deze webpagina's:
- Link naar de IFBL-rasterkaart voor Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Link naar de IFBL-rasterkaart voor Wallonië
Coördinaten omzetten
Wil je IFBL-coördinaten omzetten in UTM-coördinaten, Lambertcoördinaten of decimale lengte- en breedtegraden? Dan kan dat hier.
IFBL-raster
Met FON inventariseren we vaak IFBL-kilometerhokken, ook wel kwartierhokken genoemd. Hiermee leveren we data voor florakarteringsprojecten: projecten die de verspreiding van plantensoorten voor een welomschreven gebied (provincie, gewest, land ...) in kaart brengen. Maar wat zijn IFBL-hokken juist? En waarom gebruiken we ze (nog steeds)?
Historiek van het IFBL-raster
Het IFBL-raster vindt zijn oorsprong in de behoefte om verspreidingsgegevens van soorten op een gestructureerde en vergelijkbare manier weer te geven. Reeds in 1902 ontwikkelden de vooruitziende Nederlanders Cornelis Goethart, conservator van het Rijksherbarium te Leiden, en diens assistent W.J. Jongmans, een systeem waarbij ze de kaartbladen van de topografische kaarten met schaal 1:50.000 van een letter en cijfer voorzagen. Deze kaartbladen verdeelden ze verder in vakken, door er verticale en horizontale lijnen op te tekenen: de zogenaamde uurhokken, halfuurhokken en kwartierhokken. Die laatsten dienden als basis voor hun publicaties 'Plantenkaartjes voor Nederland' (1903-1908).
Hun methodologie inspireerde later vergelijkbare projecten in andere landen. In België werd dit concept verder ontwikkeld door het Institut Floristique Belge, vanaf 1976 het Institut Floristique Belgo-Luxembourgeois (IFBL). Het IFBL-systeem is al decennialang de standaard voor floristisch onderzoek in België, Groothertogdom Luxemburg en Noord-Frankrijk en wordt nog steeds veel gebruikt voor de inventarisatie van planten, mossen en zwammen. Het verschilt van het UTM-raster, dat vaker wordt gebruikt voor waarnemingen van fauna.

Hoe zit de IFBL-code in elkaar?
-
Kaartbladcode: Het eerste deel van de code, zoals ‘E2’ in het voorbeeld, verwijst naar het specifieke kaartblad van de topografische kaart (1:50.000), dat een gebied bestrijkt van 32 x 20 km. België wordt zo gedekt door de letters A tot M (= van Hoogstraten in het noorden tot Torgny in het zuiden) en de cijfers 0 tot 9 (= van De Panne in het oosten tot Büllingen in het westen).
-
Uurhok: Het tweede deel van de code vertegenwoordigt één van de 40 uurhokken in een kaartblad. Een uurhok meet 4 x 4 kilometer en wordt aangeduid met twee cijfers: een cijfer van 1 tot 5 (volgens de y-as), gevolgd door een cijfer van 1 tot 8 (volgens de x-as). Bijvoorbeeld: uurhok ‘E2-44’.
-
Kwartierhok: Het volledige coördinaat, zoals ‘E2-44-42’, geeft een hok van 1 x 1 kilometer aan. Opnieuw is er een tweecijferige code, maar ditmaal geeft het eerste cijfer de positie in het uurhok aan (1 = linksboven, 2 = rechtsboven, 3 = linksonder, 4 = rechtsonder), en het tweede cijfer de analoge positie in de 'tetrade' (een hok van 2 x 2 km).

IFBL in cijfers
België telt 31 557 kwartierhokken. Hiervan liggen er 1674 op de landsgrens. Er zijn:
- 14 236 kwartierhokken in het Vlaamse Gewest (1186 grenshokken op de gewestgrens)
- 199 kwartierhokken in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (76 grenshokken op de gewestgrens)
- 17 611 kwartierhokken in het Waalse Gewest (1317 grenshokken op de gewestgrens)
Op de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië liggen 412 hokken.
Opmerking: cijfers kunnen licht afwijken naargelang de nauwkeurigheid van de gegevens of interpretatie. Sommige grenshokken bevatten bijvoorbeeld maar enkele vierkante meter grondgebied.
Hoe inventariseert FON IFBL-hokken?

De floristen van FON proberen het kwartierhok zo volledig mogelijk te onderzoeken. Daartoe stippelt de gids vooraf een route uit die zoveel mogelijk verschillende biotopen bevat. We bezoeken dus ook plaatsen in het hok die op het eerste zicht minder interessant lijken.
Elke plantensoort die we aantreffen, wordt in principe maar één keer genoteerd, nl. bij de eerste waarneming ervan in het hok. De 'streper' voert de aangetroffen soorten onmiddellijk met de exacte locatie in via de app ObsMapp of iObs. De gegevens worden nadien opgeladen naar waarnemingen.be.
Om een zo volledig mogelijke soortenlijst te bekomen, dient men een hok zowel in het vroege voorjaar als in de volle zomer te doorkruisen, omdat sommige soorten enkel aanwezig of herkenbaar zijn in één van de twee seizoenen. Voor FON, met slechts ±15 excursies per jaar, is deze richtlijn echter minder haalbaar.
Nut en waarde van het IFBL-systeem
Waarom blijven we werken met het IFBL-systeem in een tijdperk waarin losse puntlocaties van soorten via de smartphone dagelijks en massaal worden toegevoegd aan de database van waarnemingen.be? Hoewel ook wij gebruikmaken van puntlocaties, biedt het IFBL-systeem unieke en aanvullende meerwaarden:

Grondige en systematische inventarisatie
Het IFBL-systeem moedigt floristen aan om een volledig kilometerhok te onderzoeken. Dit betekent:
- Bezoeken van álle delen van het hok, niet enkel de ogenschijnlijk interessante gebieden.
- Registreren van álle soorten, niet enkel de opvallende of zeldzame vondsten.
Vergelijking doorheen de tijd
Een volledige inventarisatie volgens kilometerhokken biedt de mogelijkheid om verspreidingsgegevens doorheen de tijd te analyseren. Onze data helpen onderzoekers en beheerders om bijvoorbeeld:
- Veranderingen in de verspreiding van (inheemse) soorten en vegetaties te monitoren.
- Het oprukken van exoten of soorten uit het zuiden te documenteren.
- Te bepalen of verspreiding op natuurlijke wijze of door menselijke invloed plaatsvond.
Basis voor Rode Lijsten
De verspreidingsgegevens op basis van kwartierhokken vormen een betrouwbare basis voor het opstellen van Rode Lijsten van bedreigde of zeldzame soorten. Trendindexen maken het mogelijk om soorten adequaat te beoordelen en bescherming te prioriteren.
Kortom, het IFBL-systeem focust op grondige en nauwkeurige gegevensverzameling, wat essentieel is voor een beter begrip van onze biodiversiteit en de onderbouwing van het natuurbeschermingsbeleid.
"De floristen en hun organisaties dragen een grote verantwoordelijkheid in het blijven monitoren van veranderingen in de toestand van de gehele flora, want grootschalig onderzoek, zoals het uitvoeren van een karteerproject op de schaal van een gewest of van een nog grotere entiteit, is zonder de toegewijde hulp van een menigte vrijwilligers niet te realiseren."
Uit: Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest (Van Landuyt et al., 2006)
Hoofdstuk 2 - 'Met vallen en opstaan: het verhaal van de tweede kartering, 1972-2004' door Leo Vanhecke en Ivan Hoste.
Geschiedenis en evolutie van floristische inventarisatie
Traditionele methoden: streeplijsten en stafkaarten
Het systematisch inventariseren van hokken startte in 1939. Hoewel de methode om hokken te inventariseren doorheen de jaren grotendeels onveranderd bleef, zijn de manieren waarop data worden genoteerd en verwerkt sterk geëvolueerd. Vroeger gebruikten floristen bij het inventariseren een streeplijst: een formulier waarop de namen van alle mogelijke plantensoorten in afkortingen waren weergegeven, samen met aanvullende gegevens zoals:
- IFBL-code
- Datum
- Waarnemers
- Toponiem
- Bezochte biotopen
De term ‘streper’ verwijst vandaag nog steeds naar de persoon die waarnemingen invoert, omdat deze vroeger letterlijk elke waargenomen plantensoort op de streeplijst moest doorstrepen. Een onmisbaar hulpmiddel was ook een stafkaart, waarop de hokken werden ingetekend.

Eerste florakartering (1939–1971): de eerste flora-atlas
Het eerste nationale florakarteringsproject werd uitgevoerd tussen 1939 en 1971 door professionele botanisten van het IFBL, samen met vele vrijwilligers. Dit grootschalige project resulteerde in de publicatie van de Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora: Pteridofyten en Spermatofyten (Van Rompaey en Delvosalle, 1972; herziene editie in 1979). Het was de tweede flora-atlas in Europa, na de Britse atlas uit 1962.
- De verspreidingsgegevens werden weergegeven op uurhokniveau (4 x 4 km).
- Alle gegevens werden volledig met de hand verwerkt en weergegeven op zwart-wit kaarten.
Tweede florakartering (1972–2004): belangrijke veranderingen
Tijdens de tweede florakartering vonden twee belangrijke veranderingen plaats:
1) Opsplitsing van het IFBL en oprichting van nieuwe organisaties
In Wallonië en Brussel ging in 1992 de A.E.F. (Amicale Européenne de Floristique) van start, later bekend als l’Association pour l’Étude de la Floristique. Deze vereniging:
- Brengt sinds de start het tijdschrift Adoxa uit.
- Publiceerde in 2006 een lijst met zeldzame, bedreigde en beschermde soorten.
- Werkt mee aan de Waalse flora-atlas.
In Vlaanderen werd in 1995 de vereniging Flo.Wer vzw (Floristische Werkgroepen) opgericht. Flo.Wer:
- Bracht het tijdschrift Streepzaad uit (1995–2006); vanaf 2007 tot 2012 was dit een digitale nieuwsbrief.
- Heeft als grootste prestatie de publicatie van de Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest (Van Landuyt et al., 2006).
- Stelt een zwarte gatenkaart ter beschikking met tetraden (2 x 2 km hokken) die weinig actuele gegevens bevatten en die men kan 'adopteren'.
- Organiseert jaarlijks een bijeenkomst voor de plantenwerkgroepen.
2) Digitalisering van floristische gegevens
- In 1986 werden de eerste stappen gezet in de digitalisering van streeplijstgegevens.
- In 1997 resulteerde dit in een volledig functionerende databank: de Floradatabank. Tegelijkertijd werden grote onderzoeksprojecten gestart om:
- Historische streeplijsten verder te digitaliseren.
- Een Floraregister te integreren in de Floradatabank.
- Sinds 2002 is de Florabank toegankelijk via internet, wat een breder publiek toegang geeft tot de gegevens en hun gebruik vergemakkelijkt in onderzoek en natuurbeheer.
Modernisering: waarnemingen.be en mobiele apps
De lancering van waarnemingen.be in 2008 markeerde een nieuw tijdperk voor de registratie van natuurwaarnemingen. Het mobiel invoeren van soorten met puntlocaties via apps begon langzaam vanaf 2012, en biedt sindsdien een snelle en efficiënte manier om waarnemingen in het veld te registreren.
Streeplijsten voor Belgische hokken kunnen vandaag ingevoerd worden via waarnemingen.be of observations.be, al dan niet via de apps ObsMapp of iObs. Aanvullend bestaan er volgende databases:
- Voor Wallonië: de OFFH-databank (Observatoire Faune, Flore, Habitats; beheerd door DEMNA, Le Département de l'Etude du Milieu naturel et agricole)
- Voor Vlaanderen: de Florabank (beheerd door INBO, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek)