Excursieverslagen 2024

Zaterdag 12 oktober: Stabroek en Antwerpse haven

Gids & verslag: Luc Van Craen - kilometerhok B4-45-41

Afbeelding
sikkelklaver
Elly Vaes
Sikkelklaver

Het gekozen hok moet zo ongeveer een van de meest verharde gebieden van Vlaanderen zijn. De helft bestaat uit havengebied, waarvan al een flink deel ingenomen wordt door het Bevrijdingsdok. Een kwart bestaat uit spoorwegen en wegen, voornamelijk autostrade en dus samen met het havengebied grotendeels ontoegankelijk. Een klein stuk is landbouwgebied in de polder van Stabroek. Het hok wordt ook nog doorsneden door de Antitankgracht. Ondanks de beperkingen hoopten we toch heel wat interessante soorten te vinden waar er nog wat onverhard terrein is overgebleven.

De haven is bekend voor een reeks kalkminnende planten die zich goed voelen op de in de jaren ‘60 opgespoten gronden met kalkrijk schelpenzand. Een aantal soorten die hier hun plekje vinden zijn oorspronkelijk afkomstig uit de duinen, andere van kalkrijke stenige graslanden. Zeldzame en soms recent ingeburgerde neofyten uit warmere oorden zijn eveneens dikwijls in havengebieden terug te vinden. Vooral (verlaten) spoorwegen in het havengebied vormen een geliefkoosd habitat voor veel botanisten. Veel specifiek voor dit biotoop te verwachten soorten bloeien er nog laat op het jaar en dat maakte het hok prima geschikt om het in deze periode te inventariseren.

Afbeelding
zomerbitterling
Elly Vaes
Zomerbitterling in vruchtstadium

We startten in de polder, waar we op een storthoop van zand welriekende ganzenvoet (Dysphania ambrisioides), kaal breukkruid (Herniaria glabra), driebloemige nachtschade (Solanum triflorum), en de eerder in de Kempen voorkomende viltganzerik (Potentilla argentea) en klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus) aantroffen. Grijze mosterd (Hirschfeldia incana) en dubbelkelk (Helminthotheca echioides) zijn soorten van ruige terreinen die de laatste tijd sterk in uitbreiding lijken in Vlaanderen.

Het landbouwgebied zelf bevatte weinig bijzonders. De niet zo algemene grove varkenskers (Lepidium coronopus) kon ons toch wat bekoren naast kale gierst (Panicum dichotomiflorum) als adventief in een maïsakker. In de Antitankgracht stond een fonteinkruid spec., helaas onbereikbaar om tot op soortniveau te kunnen determineren.

Boven op de brug over de autostrade vonden we een exemplaar van de gevlekte scheerling (Conium maculatum). Ongetwijfeld stonden er nog veel meer langs de snelweg. Viltig kruiskruid (Senecio erucifolia) en donderkruid (Inula conizae) in de wegberm completeerden een trio van kalkminnende planten. Stinkend streepzaad (Crepis foetida subsp. rhoadifolia), een Oost-Europese soort en vrij nieuw voor Vlaanderen, werd er eveneens gevonden. Deze soort is ondertussen wel algemeen aan te treffen in het stedelijk milieu in en rond Antwerpen. Verschillende teunisbloemen (Oenothera x fallax, ersteinensis, glazoviana en deflexa) waren nog goed determineerbaar. Een exemplaar van zulte (Tripolium pannonicum) was een unieke vertegenwoordiger van de flora van zilte gebieden die we meer langs de Schelde terugvinden.

In de namiddag startten we met nog meer wegbermen in het havengebied. Dat gaf onder meer volgende interessante soorten: zandweegbree (Plantago arenaria), sikkelklaver (Medicago falcata), luzerne (Medicago sativa) en de bastaard bonte luzerne (Medicago x varia). Handjesgras (Cynodon dactylon) is ook zo’n typische havenbewoner, evenals grijskruid (Berteroa incana).

Afbeelding
André bij het Zuid-Afrikaans liefdegras
Elly Vaes
André bij het Zuid-Afrikaans liefdegras

Massaal voorkomend tussen spoorwegballast vonden we wijde basterdwederik (Epilobium brachycarpum), een vrij recente aanwinst voor onze flora uit Noord-Amerika en een soort van verstoorde habitats zoals langs spoorwegen. De soort is goed te herkennen, zelfs wanneer volledig uitgebloeid, aan de stakerige groeiwijze met kleine bladeren en korte hauwen. Een andere nieuweling, nog redelijk beperkt tot de haven, is het Zuid-Afrikaans liefdegras (Eragrostis curvula), een veel forser gras dan de ondertussen welbekende en alom verbreide liefdegrassen klein en stijf straatliefdegras (Eragrostis minor en Eragrostis multicaulis).

Biesknikbloem is nog een neofyt uit Zuid-Europa, die al vrij lang in de Antwerpse haven aanwezig is, maar zich tot nog toe weinig uitbreidt naar de rest van Vlaanderen. We troffen de plant in vrij grote getale aan. We herkenden kamferalant, een Midden- en Zuid-Europese soort met een sterke en aangename geur van kamfer, die al wat langer aanwezig is in de Lage Landen en de laatste jaren sterk toeneemt. Kamfer ontleent zijn naam overigens aan de kamferboom uit Oost-Azië. Verder nog hoge dravik (Anisantha diandra) en smalle olijfwilg (Eleagnus angustifolia) als reeds langer ingeburgerde soorten, beide ook frequent aan de kust aan te treffen.

Afbeelding
kamferalant
Elly Vaes
Kamferalant

Als vertegenwoordigers van de echte duinplanten vonden we duindoorn (Hippophae rhamnoides) en zanddoddegras (Phleum arenarium). We troffen de kruising tussen kweek en zeekweek (Elytrigia x drucei) aan, die zich onderscheidt van kweek door de stijve bladeren en van zeekweek onder meer door de andere vorm van de ribben op de bladschijf. Deze kruising komt wel meer voor in het havengebied rond Antwerpen. Enkele exemplaren van bitterling, een soort die ook karakteristiek is voor de duinen, maar daar nu zeldzaam geworden, trokken onze aandacht. Eerst werd gedacht dat het mogelijks om de ondersoort herfstbitterling (zeer zeldzaam in Vlaanderen, maar algemener in Nederland) zou gaan op basis van de versmalling van de bladeren aan de stengel. Dit blijkt toch geen goed kenmerk te zijn, want de smalle kelkslippen die bovendien korter zijn dan de kroonbladeren wezen duidelijk op zomerbitterling ss. (Blackstonia perfoliata subsp perfoliata). Net buiten het hok vonden we nog een kandelaartje (Saxifraga tridactylites), merkwaardig al in bloei, want in feite is het een voorjaarsbloeier.

Van kalkgraslanden noteerden we slanke mantelanjer (Petrorhagia prolifera), een teer plantje dat al sinds lang de droge stenige bodems in het havengebied gekoloniseerd heeft en ronde ooievaarsbek (Geranium rotundifolium), gekenmerkt door de rode puntjes op het blad en de talrijke klieren op blad en stengel. Deze laatste een soort die eveneens zijn natuurlijk milieu vindt in stenige graslanden, maar nu overal opduikt in stedelijke milieus.

Alhoewel niet helemaal ongewoon langs spoorwegen verraste ons toch een groeiplaats van reuzenpaardenstaart (Equisetum telmateia), een soort van basenrijke kwel die zich goed kan handhaven op deze droge gronden door middel van zijn lange wortelstokken waarmee de plant tot in het kalkrijke grondwater geraakt.

We sloten af met 264 taxa, waarmee we zeker niet konden klagen zo laat op het jaar.

Zaterdag 28 september: Westkapelle (Knokke-Heist)

Gids & verslag: Pierre Van Vooren - kilometerhok B2-43-13

Afbeelding
spiesleeuwenbek
Elly Vaes
Spiesleeuwenbek op het kerkhof van Westkapelle

Vandaag bezoeken we een gevarieerd polderhok net voor de kust van Knokke. We zijn met z’n twaalven. Willy wordt bereid gevonden om de streeplijst te verzorgen en hij doet dat prima, waarvoor dank!

We starten met het stuk van de begraafplaats dat in het hok ligt. Al gauw vinden we groot moerasscherm (Apium nodiflorum) tussen het gras, even verwarring met kleine watereppe (Berula erecta) vanwege een vermeend tussenschotje dat we meenden te zien. Evenzo verwarring met een verwilderde wilde marjolein (Origanum vulgare) aldaar, het blijkt echter om borstelkrans (Clinopodium vulgare) te gaan bij het zien van de ouderplant. Mooi is de kleine populatie tussen aangeplante struikjes van enkele exemplaren spiesleeuwenbek (Kickxia elatine).

Nog voor de middag lopen we een flink stuk van de grote baan af. We noteren er veel interessante soorten die voor de streek toch vrij algemeen te vinden zijn: o.a. viltig kruiskruid (Senecio erucifolius), grote bevernel (Pimpinella major), ruige fijnstraal (Conyza bilbaoana), … Opmerkelijk is de vondst van enkele exemplaren grote trosdravik (Bromus commutatus) in een bonenakker.

Afbeelding
kleine steentijm
Elly Vaes
Kleine steentijm

Na de middag lopen we de terreinen rond het ziekenhuis af en enkele meters buiten hok ontdekt André één exemplaar van kattendoorn (Ononis spinosa). Verder vinden we er kleine mantelanjer (Petrorhagia saxifraga), wellicht overblijfselen van vroegere inzaai.

Op weg naar de afgegraven terreinen t.b.v. de aanleg van een golfterrein, wordt halt gehouden bij enkele Roossoorten (Rosa spec.). André en Nathalie verdiepen zich erin en de hybriden R. xgremlii, R. xinsignis en R. xavrayensis worden herkend. Zie voor de uitgebreide, prachtige foto’s met tekst en uitleg de waarnemingen van Nathalie op waarnemingen.be. Deze werden gereviseerd door Jan Klinckenberg, die deze taxa goed kent.

Afbeelding
akkerwalstro
Elly Vaes
Akkerwalstro

Bij het naderen van de reusachtige afgravingen, krijgen we een beetje een kustgevoel bij het vinden van een kleine populatie zeewinde (Calystegia soldanella), wellicht meegekomen door grondverzet. De afgegraven percelen zijn zeer ijl begroeid. Bijna overal duikt baardgras (Polypogon monspeliensis) op, alsook het broertje ervan nl. kransgras (P. viridis), zij het slechts met één exemplaar. Plaatselijk domineert dan weer kleine leeuwenbek (Chaenorrhinum minus) of bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteoalbum). Her en der kunnen we dan ook vermeldenswaardige soorten ontdekken. Zo vindt Nathalie enkele exemplaartjes van fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), Elly ontdekt één exemplaar kleine steentijm (Acinos arvensis). Deze laatste is wel erg schaars voor de provincie; we verwachten die toch eerder aan de andere kant van ons landje, in de kalkstreken … Tevens stoten we op een kleine populatie van akkerwalstro (Galium spurium) met de kleine geelgroene bloempjes. De waterbies die er ook groeit, betreft slanke waterbies (Eleocharis uniglumis).

Gezien de reusachtige omvang van de terreinen en de soms erg kleine populaties van bepaalde soorten, hebben we zeker nog veel soorten gemist; toch kunnen we de dag afsluiten met 300 genoteerde taxa.

Zaterdag 14 september: Gent

Gids & verslag: Willy Desmettre - kilometerhok D3-22-41

Afbeelding
smalle ijzervaren
Elly Vaes
Smalle ijzervaren duikt op uit een rioolputje

Vandaag gingen we in Gent een IFBL-hok inventariseren in de buurt van de Burggravenlaan, met niet alleen het miljoenenkwartier, maar ook enkele stadsparken, spoorwegbermen en kleinere straatjes. De plantentuin van de UGent ligt ook binnen dit hok, maar in principe was het niet de bedoeling om daar nu de wilde planten te gaan inventariseren.

We stonden met 14 personen aan de afspraakplaats en begonnen onze inventarisatie in de Krijgslaan. Naast de gewone planten zagen we er al vlug bleekgele droogbloem, berijpt beemdgras, stippelklaverzuring, zwaluwtong en overblijvende ossentong. Aan de hoek met de Vaderlandstraat stonden verschillende verwilderde tuinplanten zoals gele helmbloem, grote leeuwenbek, zilverschildzaad, duizendschoon, Oenothera cambrica en gestreepte dovenetel, maar ook klein liefdegras, stijf straatliefdegras, kaal breukkruid, rode schijnspurrie, straatwolfsmelk en de eerste kransmuur.

We gingen verder langs de Vrijheidslaan naar de Zwijnaardsesteenweg, waarbij we onderweg nog zaailingen van Japanse esdoorn en Europese judasboom aan ons lijstje konden toevoegen. Een stukje braakland leverde ons naast grijze mosterd en zwarte toorts heel wat ‘gewone’ planten op. In de Diksmuidestraat kwamen dan weer heel wat verwilderde tuinplanten aan bod zoals brandkruid, cosmos, echte lavendel, slaapmutsje en vederesdoorn.

Toen we terugkwamen in de Krijgslaan zagen we Alaskadravik tussen de geparkeerde auto’s staan. Aan de spoorweg sloegen we af naar de Achiel Musschestraat, waar we zowel op de spoorwegberm als aan de overkant verschillende nieuwe planten konden noteren: stijf havikskruid, Franse amarant, sneeuwaster, zachte naaldvaren, klein glaskruid, oosterse karmozijnbes, kogelduizendknoop en stinkende ballote.

Afbeelding
smalle naaldvaren
Elly Vaes
Smalle naaldvaren en daaronder tongvaren, opnieuw in een rioolputje

Onder de spoorweg gingen we naar de Bommelstraat. Daar viel ons vooral de smalle ijzervaren op, die we zowel in een keldergat als verderop in een rioolputje konden bewonderen. We zouden zien dat de rioolputjes in de buurt nog heel wat moois te bieden hadden, want de smalle naaldvaren in de Lucas de Heerestraat was zeker ook een mooie vondst.

Verderop vonden we Sedum pallidum, kale gierst en ruige fijnstraal in de Monterreystraat en akkerklokje, Amerikaanse droogbloem en een soort wimperparelgras in de Parklaan. Deze laatste werd door Nico gedetermineerd als Melica transsilvanica, met groenere bladen dan Melica ciliata, een gekielde bladonderzijde, kelkkafjes die ongelijk zijn van grootte en een dichte aarpluim, waardoor de aaras niet te zien is.

Na onze middaglunch in de stationsbuurt keerden we terug naar ons hok via de Koningin Astridlaan, waar er tussen de gestalde auto’s Aziatische veldkers stond. Daarna was het Citadelpark aan de beurt met o.a. kandelaartoorts en pluimgierst, en een massa watergentiaan in de vijver.

Afbeelding
liggende wolfsmelk
Elly Vaes
Liggende wolfsmelk in de plantentuin

Hoewel het niet de bedoeling was om de wilde planten in de plantentuin te inventariseren, wipten we er toch even binnen om de liggende wolfsmelk te gaan bekijken. Deze verschilt van de straatwolfsmelk en de geribde wolfsmelk door de onbehaarde doosvruchten, en van de gladde wolfsmelk door de gezaagde bladen. Antoon toonde er ons ook de liggende leeuwenbek, die in België slechts in enkele stationsbuurten te vinden is. Hij had die voor het begin van de grote werken in het Sint-Pietersstation van de ondergang kunnen redden en had die nu een plaatsje gegeven in de rotstuin.

Wat er ons hier zeker ook opviel was een witte, donker geaderde ooievaarsbek, die overal verwilderde in de gazons. Het leek ons eigenaardig dat die nog niet uit de plantentuin was ontsnapt, en we waren dan ook nog maar pas buiten de plantentuin, toen we dezelfde plant in vegetatieve toestand tussen de straatstenen zagen staan. Na enig onderzoek blijkt het om Geranium thunbergii te gaan, een Geranium die afkomstig is uit het oosten van Azië.

Daarna trokken we naar de straatjes aan de achterkant van de plantentuin, waar we in de Kraaistraat tussen de klimopplanten nog enkele klimopbremrapen konden vinden. Verderop troffen we een pijpenstrootje aan, dat ons iets forser leek dan de Molinia caerulea, die we kennen van onze heidegebieden. Het bleek dan ook om Molinia caerulea subsp. arundinacea te gaan, die wegens zijn sierwaarde vaak aangeplant wordt in ‘prairietuinen’, en hier wellicht verwilderd is vanuit de daktuin van de plantentuin.

Afbeelding
Oxyria digyna
Elly Vaes
Oxyria digyna: een plant uit de toendra en hoge bergen op de enige wilde vindplaats in België

Natuurlijk werd er hier ook, tot verbazing van de omwonenden, driftig in de rioolputjes gekeken. Aanvankelijk leverde dat ons enkel de varens op die we ’s morgens ook al hadden gezien zoals tongvaren en smalle ijzervaren, maar uiteindelijk vond Luc in een putje, dat half verscholen zat onder een autoband, toch echt venushaar, dat zich onderscheidt van het fijn venushaar door zijn langwerpige dekvliesjes.

In het volgend straatje zagen we Oxyria digyna, een plant uit de familie van de Polygonaceae, die normaal voorkomt op de toendra in het Noordpoolgebied en in hoge bergachtige gebieden zoals de Alpen en de Pyreneeën. Deze buurt is blijkbaar de enige plaats in België waar die plant al in het wild werd waargenomen.

Via de Zwijnaardsesteenweg liepen we naar de spoorwegbermen in de Burggravenlaan en het Delphine Boëlpark. Daar konden we nog enkele verwilderde tuinplanten noteren als groenblijvende scheefbloem, Oosterse bernagie, phacelia en goudenregen.

Hier namen we afscheid van het merendeel van de deelnemers, die richting station trokken om huiswaarts te keren. Met enkele moedigen gingen we nog verder tot in de Vaderlandstraat, waar we naast kransnaaldaar en spiesmelde weer enkele uitgebroken tuinplanten vonden.

Uiteindelijk konden we zeker spreken van een geslaagde FON-dag: het was mooi weer, en bij de 294 gevonden planten waren verschillende minder gekende en zeldzamere soorten.

Zaterdag 31 augustus: Ruisbroek

Gids & verslag: Hilde Fontier - kilometerhok E4-44-23

Afbeelding
kaal breukkruid
Elly Vaes
kaal breukkruid

Een grote groep deelnemers speurde het eerste uur, gebogen en slalommend tussen de geparkeerde auto’s, de voegen tussen de kasseien van de stationsparking af. We ontdekten zo o.a. veel kaal breukkruid (Herniaria glabra), vreemde ereprijs (Veronica peregrina) en straatwolfsmelk (Euphorbia maculata). Een minuscuul plantje straatwalstro (Galium murale), met zijn typische vruchtjes, ontging het alziend oog van Pierre niet. Deze uit het Middellands Zeegebied afkomstige thermofiele soort is duidelijk aan een opmars bezig. Op deze parking troffen we nog fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum) en rattenstaartgras (Sporobolus indicus) aan. Dit uit tropisch Amerika afkomstig gras werd wat later ook nog teruggevonden langsheen het fietspad op de kanaalberm.

Vervolgens richtten we onze aandacht op het perron. Daar troffen we o.a. ruige fijnstraal (Erigeron floribundus), brandpastinaak (Pastinaca sativa subsp. urens) en melganzenvoet x boomspinazie (Chenopodium x reynieri) aan. Maar de opmerkelijkste vondst op het perron was wel biesknikbloem (Chondrilla juncea). Het betrof een niet bloeiend exemplaar. In eerste instantie wisten we deze nogal schriele, sterk vertakte plant met langwerpige bladen niet op naam te brengen. Onze apps wisten daar echter wel raad mee en Bart, die de plant goed kent, kon dit volmondig bevestigen.

Afbeelding
straatwalstro
Elly Vaes
straatwalstro

Daarna verkenden we de omgeving tussen het kanaal en de spoorlijn. We noteerden smalle rolklaver (Lotus glaber) en wat verderop, op een kleine parking, liggend hertshooi (Hypericum humifusum). Bij een bermzegge onder het struikgewas werden de determinatiegidsen bovengehaald. Het uiteindelijke verdict was: het zeldzame Paira’s bermzegge (Carex pairae). Wat noordelijker, op een verwaarloosd akkertje, vonden we nog Chinese naaldaar (Setaria faberia) en knolcyperus (Cyperus esculentus). Deze laatste is bij ons een ongewenste invasieve exoot. Het is een oude cultuurplant die in bepaalde streken in Zuid-Europa nog altijd gekweekt wordt om zijn smakelijke knolletjes.

Door honger gedreven keerden we langs het kanaal terug naar het station. Onderweg konden we nog weidehavikskruid (Pilosella caespitosa) waarnemen. Gezeten in de zon op het terras van het café 't Stationnetje nuttigden we onze lunch.

Na de middag richtten we onze aandacht op het deel ten noorden van het kanaal. In een bedrijvenzone konden we nog kleine majer (Amaranthus blitum) en papegaaienkruid (Amaranthus retroflexus) toevoegen aan onze lijst. In de villawijk konden we naast verwilderde tuinplanten ook nog Alaskadravik (Bromus sitchensis) noteren. Op de begraafplaats vonden we o.a. nog zandblauwtje (Jasione montana), steenbreekvaren (Asplenium trichomanes), mottenkruid (Verbascum blattaria), wilde bertram (Achillea ptarmica) en schermhavikskruid (Hieracium umbellatum).

Het was een geslaagde excursie waar we een aantal opmerkelijke soorten hebben waargenomen.

Zaterdag 17 augustus: Gavere

Gids & verslag: Henk Coudenys - kilometerhok D3-51-14

Een excursie die een volle dag duurt kan maar beter een kwartierhok beslaan waarin wat variëteit zit qua biotopen, zodat er ook na de middag nog wat te beleven valt. Dit was vandaag best wel het geval: ons studiegebied omvatte onder meer twee kilometer Schelde-oevers, een stukje woonwijk, een brug, enkele beken en een nooit eerder geïnventariseerde KMO-zone.

We begonnen op onze verzamelplek, de parking van het busstation van Gavere, in ons kilometerhok, waar we al onmiddellijk geconfronteerd werden een typisch hedendaags fenomeen dat lastig is voor de inventariserende botanicus: een ingezaaide ‘bloemenweide’, met heel wat soorten die niet in het desbetreffende milieu thuishoren maar zich wel in de omgeving uitzaaien. Als gevolg hiervan is bv. gele kamille op onze streeplijst terechtgekomen.
Een tweede hedendaags fenomeen is de confrontatie met nieuwkomers onder de vegetatiebewoners, al valt dit in de regel enkel botanici op. Al tijdens de eerste excursiemeters langs de rechteroever van de Schelde, stonden we oog in oog met Texaanse ganzenvoet, een forse, moeilijk van de algemeen voorkomende melganzenvoet te onderscheiden soort. In de loop van de dag zouden nog diverse andere relatieve nieuwkomers ons pad kruisen, vooral adventieve grassen, onder meer kale gierst, stekelige hanenpoot en Chinese naaldaar.

Afbeelding
Rechter Scheldeoever Gavere
Karin Thiers
De rechter Scheldeoever in Gavere

De rechter Schelde-oever bezorgde ons verder geen grote verrassingen, maar wel een flink aantal fraaie bloeiers zoals echt bitterkruid, vlasbekje, jacobskruiskruid, koningskaars, grote kattenstaart, gele morgenster, zomerfijnstraal, koninginnekruid en grote kaardenbol. Opvallend was de afwezigheid van kleine kaardenbol, die vooral aan de overzijde van de rivier in de meeste kwartierhokken overvloedig voorkomt. Een jonge hemelboom sierde opvallend de waterlijn.

Een ommetje richting urbaan gebied voerde ons langs een hooiland waarin welgeteld één bleke morgenster stond te pronken en een gracht waarin overduidelijk een keukenafvoer in terecht kwam, getuige de tomatenplanten. Verder bevatte deze gracht nog witte waterkers, gele waterkers, moeraskers, blaartrekkende boterbloem en groot moerasscherm. De inspectie van een overbegraasde paardenweide aan de overkant leverde ons de ontdekking van tijmereprijs op.

Zoals wel vaker het geval is, waren we genoodzaakt enkele honderden meters buiten ons studiehok te gaan, wat de moeilijke opgave met zich meebrengt om eventjes op te houden met inventariseren. Maar Murphy’s wet legt ons steevast het vuur aan de schenen door ons net dan enkele leuke verrassingen voor te schotelen: in dit geval de buitenhokse waarnemingen van kransmuur, muurvaren en geribde wolfsmelk.

Terug in ons hok vonden we in een frequent gemaaide berm achtereenvolgens een grote populatie aardbeiklaver en een kleinere populatie ruige rupsklaver. Deze soort duikt vooral op in de kort gemaaide gazons van campings. De berm naast het containerpark waarin we hem vonden, ligt wellicht niet toevallig tegenover een parkeerplaats voor overnachtende kampeerwagens. En hiermee zat de voormiddagsessie erop.

Afbeelding
Reusachtige selder onder de brug in Gavere
Karin Thiers
Reusachtige selder onder de brug in Gavere

Na de middag wandelden we onder de brug door waar we een reusachtige selder vonden (onder de brug dus!) in het gezelschap van onze eerste populatie Kransgras van de dag. Net naast de brug stond ook nog alsemambrosia te bloeien, een vogelvrij verklaarde exoot op wiens stuifmeel zowat iedereen reageert met chronische niesbuien en rood gezwollen ogen. De stinkende ballote die even verderop groeide, mag dan al een naam hebben waar de menselijke afkeer vanaf druipt, je krijgt er tenminste geen hooikoorts van.

De linker Schelde-oever voerde ons langs de zand- en grindhopen van een bedrijf wiens naam nergens te vinden is. Waar de scheepsladingen vandaan komen die er liggen opgehoopt, gezift worden en terug afgevoerd, is dus moeilijk na te gaan, maar dat ze heel wat plantenzaden bevatten is een feit. Ter hoogte van de laad- en loskaai voegden we onder meer rood guichelheil, grijze mosterd, zeegroene en rode ganzenvoet toe aan onze lijst. De korrelganzenvoet bloeide hier rood op een hoog opgetaste hoop grond. We vonden ook een afwijkend exemplaar van de zwarte nachtschade, met gele bessen en blaadjes met twee slippen. Voluit heet die: Solanum nigrum subspecies nigrum var. atriplicifolium forma nigrum. Dank u, beste collega’s van de afdeling taxonomie.

Afbeelding
FON bij Druifkruid in Gavere
Dominiek Decleyr
De aanbidding van het druifkruid

Even later volgde de verrassing van de dag: midden op het quasi kale terrein tussen de rijnzand- en zavelbergen groeide een eenzame plant. Eén voor één volgden we Pierre en trotseerden we het verbod om het terrein te betreden. Gezamenlijk knielden we ten slotte neer rond dé vondst van de dag: druifkruid, een zeer zeldzame soort die in ons land in de regel vooral op mijnterrils en riviergrind in de Maasvallei wordt gevonden en die afkomstig is uit het Middellandse Zeegebied. Overigens kan een dergelijke vondst maar beter gerelativeerd worden: veel overlevingskansen heeft die plant niet in een uitgesproken ‘dynamisch’ milieu waar dagelijks de bulldozer overheen gaat om plaats te maken voor nieuw aangevoerd zand. Benieuwd op hoeveel beveiligingscamera’s onze botanische verwondering is terechtgekomen.

Afbeelding
Druifkruid
Jacques Vanheuverswyn
Druifkruid

Eens van de emotie bekomen, vervolgden we onze weg richting bedrijventerrein, waar zowat elke straat Legen Heirweg heet. Via de Legen Heirweg die op de Schelde uitkomt, gingen we dus naar de Legen Heirweg die er parallel mee loopt. We kruisten een beek met massaal veel liesgras en ook wat grote lisdodde en moerasspirea. In de berm groeiden hazenpootjes die eigenlijk meer op konijnenstaartjes lijken. Naast een picknicktafel bloeide muskuskaasjeskruid.

De volgende berm bezorgde ons opnieuw een verrassing, met dank aan het alerte oog van nieuwkomer Luc: wondklaver, één exemplaar welgeteld. Vermoedelijk kunnen we deze vondst tot de pekelflora rekenen aangezien hier tevens zeer veel hertshoornweegbree stond. Om de hoek vonden we een flinke populatie prikneus, een van de vele tuinplanten die vaak verwilderen. Uit diezelfde categorie staan vandaag ook op ons lijstje: doorgroeide duizendknoop, late guldenroede, akelei, vlinderstruik, boogcotoneaster, overblijvende ossentong, kruipend vetkruid, brede lathyrus en oranje havikskruid.

We zochten even de schaduw op van een langwerpig bedrijfsgebouw waarlangs we muurleeuwenbek vonden en onze tweede populatie kransgras van de dag, de grootste die ik persoonlijk ooit gezien heb (meerdere vierkante meters). Een grasje van het geslacht Bromus werd meegenomen naar huis ter determinatie. De sleutel in het nieuwe rode boekje van Verloove (de flora van België) leidde tot de naam grote trosdravik.

We vervolgden onze weg naar de op een na enige straat van het bedrijventerrein Legen Heirweg die niet Legen Heirweg heet maar Bernstraat (de andere heet Scheldekant). Daar vonden we zwarte toorts in de berm en zwart tandzaad langs de oever van een bufferbekken waarvan het water volledig bedekt was met dwergkroos.

Terug in de Legen Heirweg bekeken we vooral de parkeerterreinen met doorgroeibeton, waarvan elk vakje vaak zijn eigen plantje behuisde. We vonden er blauw walstro, straatwolfsmelk, bleekgele droogbloem en bosaardbei. Naast een rioolputje groeide behaard breukkruid. En nog was het niet gedaan. Na achtereenvolgens links en rechts te zijn afgeslagen, voerde het laatste stuk Legen Heirweg ons naar de Stationsstraat, tevens het eindpunt van deze excursie, met onder weg nog een mooie populatie muizenoor en een gracht met ijle zegge en enkele jonge tulpenbomen. Op mijn eentje liep ik nog de laatste beek binnen het hok langs om hier nog een zestal soorten aan onze lijst toe te voegen, onder meer vogelkers, brede stekelvaren, mannetjesvaren en peterseliebraam.

We eindigden met maar liefst 318 taxa op de teller (soorten, ondersoorten en enkele groepen) en ook al waren er reeds 333 soorten bekend in dit kwartierhok, toch zijn er vandaag 94 soorten bijgekomen, aldus Karel De Waele die nog steeds dagelijks de regionale plantenatlas van de Vlaamse Ardennen aanvult.

Zaterdag 3 augustus: Chaudfontaine

Gids & verslag: Elly Vaes - kilometerhok F7-44-43

We zijn pal in het midden van de zomer en spreken af bij het station van Chaudfontaine, waar we ons al direct in het vandaag te inventariseren hok bevinden. Chaudfontaine ligt centraal in de provincie Luik aan de oevers van de Vesder. Het is gekend van het gelijknamige bronwater én van de enige warmwaterbron in de Benelux. De Vesder kronkelt dwars door ons kilometerhok heen en vanuit het dal kijken we aan beide zijden omhoog naar de steile, beboste hellingen. Ergens helemaal bovenaan torent het Fort de Chaudfontaine boven het dorp uit.

Afbeelding
Hendrik Devriese met dijkviltbraam
Geert Ranson
Hendrik Devriese toont ons de 'oh-nee-braam' of de dijkviltbraam

Bij de overstromingen in juli 2021 was Chaudfontaine bij de tien zwaarst getroffen gemeenten. Het verwoestende water zette o.a. de thermen en de mineraalwaterbottelarij blank, deed oevers afkalven en vernielde huizen, bruggen en het plaatselijke zwembad. De hele voormiddag zullen we hier nog regelmatig getuige van zijn.

Naast de vertrouwde FONners, is er vandaag bijzonder bezoek bij: Hendrik Devriese, oprichter en topspecialist van de bramenwerkgroep, kwam speciaal om ons de eerste stappen te leren zetten bij het herkennen van de meer dan 122 soorten bramen. Tijdens een korte inleiding leren we zwarte bramen (Rubus sectie Rubus) van wasbramen (Rubus sectie Corylifolii) onderscheiden, en horen we al iets meer over de verschillende groepen zwarte bramen, die voorzien zijn van de letters A tot F, waarbij groep D steevast staat voor ‘difficile’ en groep E voor … ‘extrèmement difficile’. Dat belooft!

Onze eerste speciale vondsten doen we onder de brug over de Vesder. We treffen er ruige rupsklaver en de woladventief Malvastrum coromandelianum aan op de stenige oever en getrapte steenbreekvaren (de subsp. pachyrachys) op de kademuur. De daaropvolgende 40 minuten noteren we een honderdtal algemene en vrij algemene soorten en is er juist nog één bomenzaailing aan de stoeprand van het plein bij ‘Les Belles Fontaines’, die ons even de wenkbrauwen doet fronsen. Het bleek Zelkova serrata, of Japanse zelkova uit de iepenfamilie.

Afbeelding
bleekgele hennepnetel
Elly Vaes
De prachtige bloem van bleekgele hennepnetel

Aan de voet van de beboste helling, links en rechts van de waterbron, kan het bramendeterminatiewerk beginnen. We vinden vrij snel verschillende soorten die luisteren naar leuke namen zoals bolle haarbraam, knieviltbraam, dijkviltbraam (of ‘oh-nee-braam’, een niet-inheemse woekeraar), rode borstelbraam, kale woudbraam, en zachte bladbraam. Tussen de bramen in, missen de geoefende ogen van de FONners ook zeldzame soorten zoals bosstruisriet, ruig hertshooi en harde basterdwederik niet. In het gras achter het mineraalwatermuseum Source O Rama, botsen we nog vrij onverwacht op blauwe knoop, waarna we het bos intrekken.

Het bos biedt niet echt verrassingen. We voegen er onder andere boszegge, éénbloemig parelgras, en ruige veldbies toe aan de lijst. Het pad brengt ons terug beneden tot bij de Vesder, op de site van het vernielde zwembad. Het plein voor het gebouw deed na de overstromingen dienst als afval- en puinberging. Het eerste jaar na de verwoestingen doken hier talrijke adventieven op, maar meestal weten die zich per definitie niet lang te handhaven. We vinden er vandaag vooral nog interessante inheemse soorten, zoals springzaadveldkers, fijne ooievaarsbek, kleine kaardenbol, smalle rolklaver, hondstarwegras en Maasraket. Enkele niet-inheemse soorten op deze locatie zijn grote of late stekelnoot, Chinese zuurbes, Noorse ganzerik en een munt die Nico nadien thuis nog determineert als Mentha x villosonervata (doch deze is niet opgenomen in de nieuwe flora, waar je uitkomt op Mentha x villosa). Ondertussen grollen de magen, dus keren we stilletjes terug naar de Esplanade aan het station, waarbij we onderweg – zoals het hoort – de ingezaaide bloemenweide rechts laten liggen. Alsof een zee van bloemen het dorpsverdriet over 13 afgebroken huizen kan wegvegen.

Afbeelding
Noordse streepvaren
Elly Vaes
Noordse streepvaren op de rotsen

Op z’n FONs verorberen we onze lunch, waarna we ons verlekkeren aan een ‘toetje’ van koffie, thee, streekbier, ijs of sorbet op een lokaal terras. Helemaal opgeladen klimmen we omhoog langs de zeer soortenrijke Chemin de la Lemmetrie. Een jaar geleden zag ik hier rond deze tijd honderden exemplaren bleekgele hennepnetel bloeien op de rotsen, terwijl muurhagedissen her en der wegritselden – een ervaring die ik graag met de FONners had gedeeld, zeker omdat die hennepnetel nu in ons nieuwe logo prijkt. Vandaag vonden we slechts enkele exemplaren van deze éénjarige voorjaarskiemer. De reden blijft me duister. Doch niet getreurd, want er bleken leuke soorten genoeg te staan om de FONners mee te entertainen: nachtsilene, vroeg havikskruid, bochtige klaver, donderkruid, bleke fluweelbraam en een mooie populatie Noordse streepvaren dikten onze streeplijst aan. Over de aangetroffen boerenkers, waarvan nog één exemplaar net niet uitgebloeid, was er enige tijd discussie. Het bleek zinkboerenkers: de kroonbladen zijn niet langer dan de meeldraden en geologe Isis bevestigde dat er in Chaudfontaine een ertsafzetting is beschreven die wijst op de aanwezigheid van o.a. zink in de bodem. Om naar het Fort de Chaudfontaine te klimmen, moesten we deze chemin nog even buiten het hok vervolgen. Uiteraard kan je dan de FONners niet vragen om de ogen even te sluiten voor bosroos, ruig klokje, zwartsteel, berghertshooi, handjesgras en lancetbladige basterdwederik die daar ook nog stonden.

Het Fort de Chaudfontaine leverde ons nog vijf extra soorten voor de streeplijst op, waaronder amandelwolfsmelk en drienerfmuur. Met ruige leeuwentand in het perkje bovenaan de militaire begraafplaats - vanwaar we overigens een prachtig verzicht hadden op Luik en de Basilique Notre-Dame de Chèvremont - sloten we deze boeiende dag af met 325 soorten op de teller. Dat mooie getal is mede te danken aan de 17 soorten bramen, waarvan zelfs twee nog niet beschreven soorten (!), die we met de hulp van Hendrik vonden. Ik denk dat het hernemen van onze uitstapjes over de taalgrens ons allesbehalve teleurgesteld heeft.

Donderdag 11 juli (extra excursie): Binnendijle Mechelen

Gids & verslag: Elly Vaes

Context en inventarisatiemethode

Afbeelding
inventarisatie Binnendijle Mechelen
Geert Ranson
Inventarisatie kademuren vanaf de boot Malinski

Stad Mechelen organiseerde in het kader van haar Europese project WATSUPS een BioBlitz voor de Binnendijle. Met onze plantenwerkgroep FON engageerden we ons om, langsheen dit lijntraject van ongeveer 2,4 km lang tussen de Bovensluis en het Keerdok, alle planten in kaart te brengen.

In de voormiddag inventariseerden we de oevers en kademuren vanaf een boot op het water. Negen vrijwilligers deden dit met blote oog en/of verrekijker vanaf de toeristenboot Malinski, die waar mogelijk voor onze inventarisatie zo dicht mogelijk bij de oever probeerde te varen. Waar hoeken en kanten niet bereikbaar waren voor de toeristenboot, gingen twee vrijwilligers met kano op pad om plantendelen nader te bekijken of in te zamelen voor identificatie op de toeristenboot. Na de middag keerden we te voet terug naar de Bovensluis en bekeken daarbij de kademuren en oevers vanaf de aanlegsteigers, bruggen, het Dijlepad en flankerende straten en paden. Daarbij inventariseerden we ook de eerste paar meters voorbij de kruin van de oevers.

Conform de methode waarmee we streeplijsten opstellen voor IFBL-kilometerhokken, werd elke soort meestal slechts éénmaal ingegeven, nl. bij de eerste waarneming ervan. Sommige zeldzame soorten werden voor de gelegenheid meermaals gestreept, zodat er toch een beter idee gegeven kon worden van de spreiding.

Streeplijst - aantallen, status en zeldzaamheid

Afbeelding
inventarisatie Binnendijle Mechelen
Karin Thiers
Yves en Isis ondersteunen vanuit de kajak

Op het water, de oevers, kademuren en de zone net naast de Binnendijle noteerden we 191 inheemse plantensoorten (incl. enkele kruisingen, ondersoorten en verzamelsoorten), waarvan 147 algemeen, 36 vrij algemeen, 7 zeldzaam en 1 zeer zeldzaam [Voor de zeldzaamheidsstatus en indeling in inheems, ingeburgerd of incidentele invoer volgen we hier de classificatie van waarnemingen.be, n.v.d.r.]. Wat betreft de 59 aangetroffen niet-inheemse soorten, ging het om 45 ingeburgerde soorten (waarvan 18 algemeen, 16 vrij algemeen, 10 zeldzaam en 1 zeer zeldzaam) en 14 incidenteel ingevoerde soorten (waarvan 3 algemeen, 1 vrij algemeen, 5 zeldzaam en 5 zeer zeldzaam). De waarnemingen met hun benaderende locaties, zijnde steeds de positie van de streper zelf op het moment van de waarneming, kunnen ook via deze link op waarnemingen.be worden geraadpleegd.

Enkele soorten komen overvloedig voor langsheen het gehele traject. Voorbeelden daarvan zijn blauw glidkruid, klein glaskruid, grote kattenstaart, muurvaren en muurleeuwenbek. Klein glaskruid staat te boek als een zeldzame soort, maar kent grote populaties in stadskernen van historische steden zoals Ieper, Gent, Kortrijk, Brugge, Mechelen, Lier en Antwerpen. De soort is meestal gebonden aan de zonnige kant van oude stenen muren en komt voor op kerken, kastelen, historische kademuren en stenen oeververstevigingen.

Vrij abundant en dus regelmatig gezien waren ook soorten zoals moeraskers, kluwenzuring, hoge cyperzegge, muursla en grote engelwortel. Aan de waterlijn was het leuk om ook dotterbloem (één locatie) en blauwe waterereprijs aan te treffen. Opvallend was dat er op de Binnendijle amper drijvende waterplanten te vinden waren, op klein kroos, gele plomp en de exotische Colombiaanse wolffia na (zie lager).

Ter hoogte van de Dijleterrassen aan de Thomas More hogeschool groeit o.a. mattenbies, kleine en grote lisdodde en grote egelskop. Deze soorten zijn vijf jaar geleden aangeplant bij de aanleg van de terrassen, en gedijen er goed.

Ruig klokje stond op één plek. Alhoewel dit een zeldzame inheemse soort is, zijn de paar exemplaren aan de doorsteek naar de Onze-Lieve-Vrouwestraat tussen nr. 113 en 115 mogelijks verwilderd vanuit de tuin van nr. 115. Daar zagen we immers een bloeiend exemplaar enkele meters hoger aan de rand van de omheining staan.

Varens op de kademuren

Afbeelding
inventarisatie Binnendijle Mechelen
Isis Veldeman
André bij een exemplaar van zwartsteel

Er zijn negen soorten - allen inheemse - varens te vinden op de kademuren van de Binnendijle. Muurvaren, mannetjesvaren en steenbreekvaren komen het meest verspreid voor. Eikvaren spec. werd ook regelmatig gezien. Om met zekerheid te bepalen om welk van twee soorten het gaat (gewone of brede eikvaren), is steeds microscopisch onderzoek van de sporenkapsels nodig. Het specimen dat door ons onderzocht werd, bleek gewone eikvaren te zijn. Brede eikvaren werd in het verleden reeds met zekerheid vastgesteld ter hoogte van de Kraanbrug. Beide soorten zijn dus gemengd aanwezig. Tongvaren groeit op een zevental locaties. De zeldzame zwartsteel vonden we vooral lokaal overvloedig direct ten westen en oosten van de Kraanbrug en nog enkele exemplaren ter hoogte van de Zoutwerf. Stekelvaren spec. zagen we slechts één maal, vanaf het Dijlepad ter hoogte van Onze-Lieve-Vrouwestraat nr. 109. We konden echter niet nader bepalen of het om smalle of brede stekelvaren ging; daarvoor moeten we de schubben op de bladsteel van dichtbij kunnen bekijken (egaal lichtbruin bij smalle stekelvaren versus bruin met donkere middenstreep bij brede stekelvaren). Bijzonder was de waarneming van schubvaren. Deze kwam met ongeveer acht exemplaren slechts op één plek voor: op de kademuur onder de terrasjes aan de Vismarkt.

​Tuinvlieders - van lang geleden tot recenter

Gele helmbloem staat voornamelijk op de muren van de linkeroever van de Binnendijle, met een grootste concentratie langsheen de Zoutwerf. Het is een soort uit de zuidelijke Alpen die al in de 19e eeuw zijn weg naar West-Europa vond als sierplant. Vanuit tuinen heeft de soort zich, hoofdzakelijk in grotere steden, verder verspreid en groeit er in de voegen van oude muren. In Mechelen groeit de soort ook nog massaal op de oostelijke muren van de begraafplaats. Op dezelfde standplaatsen als gele helmbloem, maar minder veeltallig, groeit muurfijnstraal. Deze burgert ook in na introductie vanuit de sierteelt en is oorspronkelijk afkomstig uit Mexico.

Afbeelding
begroeiing kademuren Binnendijle Mechelen
Isis Veldeman
Steenbreekvaren, muurfijnstraal en muurleeuwenbek

Kruipklokje en slaapkamergeluk zijn eveneens zo’n inburgerende tuinvlieders, doch hun oorsprong is recenter. Kruipklokje is afkomstig uit de Balkan en werd nog maar verwilderend waargenomen sinds 2001, maar toch zagen we het spontaan groeien op een 10-tal standplaatsen langsheen de Binnendijle. Slaapkamergeluk troffen we tijdens de inventarisatie een eerste keer aan in een nis op de kademuur aan de voet van de Beiaard (Raghenoplein 13). Verder stroomafwaarts kwamen we deze soort nog regelmatig tegen, met een typische standplaats op de muur net boven de waterlijn onder de vorm van aaneengesloten ‘kussens’. De soort komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied en wordt gekweekt als bodembedekker en kamerplant.

Het exemplaar Hypericum forrestii cv. ‘Hidcote’, een opgaande struik met grote, gele bloemen tot 8 cm diameter, die spontaan op de kademuur groeit aan de voet van de Onze-Lieve-Vrouw-Van Hanswijkbasiliek, verdient ook nog een speciale vermelding.

Niet enkel uitheemse kruidachtige planten, maar ook struiken en bomen uit tuinen vonden hun weg naar de kademuren. We noteerden o.a. Forsythia spec., Oosterse plataan, boerenjasmijn, vederesdoorn, ronde cotoneaster en sering (zie lager).

Invasieve exoten

Afbeelding
inventarisatie Binnendijle Mechelen
Isis Veldeman
Inventarisatie vanaf het Dijlepad

Goed nieuws is dat we geen enkele exemplaren van de invasieve exoten reuzenbalsemien en reuzenberenklauw aantroffen langs de Binnendijle, terwijl deze boven- en benedenstrooms toch zeer overvloedig groeien. Van de overige soorten op de Unlielijst invasieve exoten vonden we enkel nog hemelboom. Wat betreft de invasieve uitheemse plantensoorten die in Vlaanderen voor een negatieve impact op biodiversiteit, economie of volksgezondheid zorgen, noteerden we 10 soorten:

  • Japanse duizendknoop blijft beperkt in het geïnventariseerde traject. We troffen enkel haarden aan tussen de brug van de nieuwe tangent en de Bovensluis.

  • Vlinderstruik is wijdverspreid in de stedelijke omgeving van Mechelen, en dat geldt ook voor de oevers en kademuren van de Binnendijle.

  • Kroos- en kroosvarensoorten > Colombiaanse wolffia: We vonden deze soort eerst op het oppervlak van de Dijle ter hoogte van de Bovensluis. Nadien troffen we ze massaal aan in de lange vijver van de Kruidtuin. Sinds de eerste ontdekking van deze exoot in een vijver in een natuurgebied in Kinrooi in 2017, is dit het 11de kilometerhok in België waar deze soort gevonden wordt. Deze zeer kleine kroossoort werd het laatste decennium ook al ontdekt in Duitsland (2014), Nederland (2014), Italië (2017) en Frankrijk (2022). Het is een van oorsprong Noord-Amerikaanse soort die tot in Europa geraakt kan zijn door mee te reizen met trekvogels of, meer waarschijnlijk, door de handel in waterplanten. Deze soort overleeft temperaturen tot -12°C, dus zal hier niet meer verdwijnen.

  • Oranje springzaad werd aangetroffen op twee locaties op de linkeroever langsheen het Dijlepad. Ook in 2023 waren er al enkele waarnemingen aan de Binnendijle en één aan het Keerdok. Deze soort heeft net als reuzenbalsemien explosieve vruchten die de zaden ver verspreiden.

  • Valse wingerd bedekt volledig een aantal lopende meter kademuur direct ten westen van de Fonteinbrug.

  • Chinese bruidssluier groeit tussen de Bovensluis en de spoorwegbrug op de rechteroever, aan de voet van het Douaneplein.

  • Sering werd waargenomen op twee locaties t.h.v. het Dijlepad, waar deze boom / heester op de kademuur groeit (linkeroever t.h.v. Onze-Lieve-Vrouwestraat nrs. 103 en 121).

  • Rimpelroos groeit op de oever t.h.v. het Tuinstraatje (rechteroever). Er zijn ook eerdere waarnemingen nabij de Kraanbrug (linkeroever).

  • Vederesdoorn is een pionierssoort die geen schaduw verdraagt en regelmatig wordt teruggevonden in stedelijke milieus. Er groeit een exemplaar op de kademuur ter hoogte van de Zoutwerf nr. 17-20.

  • Amerikaanse vogelkers heeft vooral een invasief karakter bij massaal voorkomen op relatief droge bodems met veel lichtinval. We zagen deze soort op de oever ter hoogte van de Kruidtuin.

Een andere invasieve soort die we terugvonden en die opgenomen is in de zwarte lijst van het Belgian Forum on Invasive Species (BFIS), is robinia. Late guldenroede staat op de waarschuwingslijst.

Voorbij de oeverkruin

In de eerste meters voorbij de oeverkruin streepten we twee zeldzame inheemse soorten. Behaard breukkruid groeit tussen de voegen aan de ingang van het restaurant ‘Kraanbrug’. Het is een soort van zonnige, droge standplaatsen die men 150 jaar geleden vond aan de randen van zandige akkers, moestuinen en wegbermen. De soort is op dergelijke standplaatsen grotendeels verdwenen en heeft zich de laatste decennia verplaatst naar stedelijke milieus, en wordt al op verschillende locaties in Mechelen waargenomen. Op de dijk aan de voet van de fietsafrit van de tangent vonden we akkerdoornzaad, een uiterst zeldzame soort die in de ruime omgeving nog niet eerder werd waargenomen. De dichtstbijzijnde vindplaatsen zijn Antwerpen en Leuven. Deze pioniersoort van voornamelijk akkers heeft warme, dynamische standplaatsen nodig, maar lijkt in Vlaanderen meer en meer als adventief voor te komen. Mogelijks wordt ze ook ondergerapporteerd, gezien de sterke gelijkenis met heggendoornzaad.

Hieronder volgt nog een korte toelichting bij enkele (zeer) zeldzame ingevoerde en ingeburgerde soorten die we verder nog vonden in de eerste meters voorbij de kruin van de Binnendijle-oevers:

  • Zomeralsem: Deze soort werd in vele Europese landen geïntroduceerd, neemt er de laatste decennia lokaal toe en was in België al bekend als woladventief in Pepinster sinds 1891. Ze wordt sinds de jaren ’80 gebruikt als bron voor artemisimine, een antimalariamiddel. Nadat zomeralsem de laatste 10 jaar al gemeld werd rond steden zoals Kortrijk, Brussel, Gent, Antwerpen en Hasselt, is dit de eerste waarneming in het centrum van Mechelen. In 2023 was er al een waarneming langsheen de fietsostrade naast de spoorweg te Mechelen-Zuid (waar veel werken gevolgd door inzaai zijn gebeurd) en het jaar daarvoor waren er waarnemingen rond het station van Zemst.

  • Hoge dravik: werd gevonden aan de toegang tot de Kruidtuin via de Bruul. Het is een oprukkende soort uit de Mediterrane regio, Macaronesië en de Kaukasus, die zich meer en meer vestigt, vooral in de kustduinen ten westen van Nieuwpoort. Ze komt ook vaak met de import van granen het land binnen, en wordt dan gevonden in havens. Binnenlands kan de soort zich meestal maar kort handhaven.

  • Paspalum digitatum: een vrij unieke waarneming van een Zuid-Amerikaanse overblijvende grassoort langsheen het onverharde pad dat naast de Dijle loopt ter hoogte van de Kruidtuin. Dit is nog maar de derde waarneming voor België (voorheen al langs E40 in Sint-Denijs-Westrem in 2000 en langs het kanaal te Genk in 2017). Dit gras werd geïntroduceerd in de Mediterrane regio voor de fabricage van grasmatten en spreidt zich via het zuiden van Frankrijk noordwaarts. Verwacht wordt dat deze soort zich in de komende jaren verder gaat uitbreiden.

Zaterdag 6 juli: Torfbroek

Gids & verslag: Marc Detollenaere - kilometerhok D5-51-31

Afbeelding
teer guichelheil
Elly Vaes
Teer guichelheil

Het floristisch onderzoek brengt ons vandaag naar Berg Kampenhout in Vlaams-Brabant in de onmiddellijke nabijheid van de luchthaven van Zaventem. We hebben afgesproken aan de parking aan de ingang van het reservaat 'het Torfbroek' en daar verzamelen 17 floristen. In ons gezelschap ook de twee conservators van het gebied, met name Jan Wouters en Pieter De Rudder.

Het Torfbroek is een uniek kalkmoeras met blauwgraslandrelicten dat gelegen is in de laagte van een verdwenen Dijlearm in Berg Kampenhout. Het reservaat vormt met het nabijgelegen natuurgebied 'Ter Bronnen' en de verkaveling 'Les Eaux Vives' historisch gezien één geheel. De kalkrijke kwel is afkomstig van de schelpenrijke zanden van het Brusseliaan uit de omgeving en zorgt voor de aanwezigheid van een aantal botanische pareltjes.

Langs een nieuw aangelegde brug komen we in het afgesloten deel van het reservaat waar we al dadelijk paddenrus, karwijselie en teer guichelheil ontmoeten. Grote muggenorchis is al uitgebloeid maar dichte muggenorchis is abundant aanwezig, evenals moeraswespenorchis. De gidsen leiden ons naar een populatie van armbloemige waterbies, één van de 'speciallekes' van het reservaat. Het open water is grotendeels overgroeid met riet, met hier en daar enkele exemplaren galigaan en grote lisdodde. Op de oevers is veel kwel te zien. We zien er knopbies, vergezeld van moesdistel, hennegras en vlozegge. Wat verderop worden zilte zegge en blonde zegge aangetroffen. Beide soorten zijn sterk gelijkend, maar onderscheiden zich door de stekeltjes op de snavel van het urntje: bij zilte zegge staan deze zowel op de binnen- als buitenkant van de snavel en bij blonde zegge enkel op de buitenkant. Jan laat ons enkele kwellende zones met zowel klein als plat blaasjeskruid zien. Deze laatste verschilt in niet-bloeiende toestand door de bredere en getande bladslippen. De blaasjes zijn ook veel minder uitgesproken. Ook vetblad wordt in de buurt gespot, weliswaar in vegetatieve toestand.

Afbeelding
dichte muggenorchis
Elly Vaes
Dichte muggenorchis

We verlaten het reservaat langs de achterzijde van een villawijk waar een aantal tuinvlieders worden waargenomen zoals stijf ijzerhard, vlinderstruik en bonte gele dovenetel.

Voor het nuttigen van onze picknick kunnen we gebruik maken van het voormalige visserschalet, voorwaar een bruin cafe waardig. Na de lunch nemen we afscheid van onze gidsen en vervolgen we onze tocht naar het landgoed Ter Bronnen. We passeren nog enkele vijvers, waar een mooie populatie lidsteng groeit.

In Ter Bronnen wordt de vijver afgezoomd door een ondoordringbare zone met manshoge galigaan. Kattendoorn staat volop in bloei en de graslanden kleuren geel van vijfvingerkruid, zilverschoon en akkermelkdistel. Er staan nog enkele restanten van grote muggenorchis. We vervolgen onze weg door een strook bos waar onze aandacht gaat naar de grassen zoals ruwe smele, reuzenzwenkgras en hondstarwegras.

Daarna keren we op onze stappen terug en steken de brug over richting villakwartier. Deze oudere verkaveling is rijk aan urbane flora. Een ongewone vondst is hier wel stijf hardgras, dat door André wordt aangereikt.

Bij het bereiken van het parkeerterrein staat de teller op 229 taxa en gaat iedereen tevreden huiswaarts.

Zaterdag 22 juni: Schoten

Gids & verslag: Karin Thiers - kilometerhok C4-18-33

Het hok waar niets te vinden zou zijn…

Afbeelding
FON excursie Schoten
Karin Thiers

Hok C4-18-33 had alles om interessant te zijn: het wordt in twee gesneden door het Albertkanaal met in het zuidelijke deel kanaaloevers, braakliggend terrein en industrie; ideaal om er het FON in los te laten, leek me. In het noordelijke deel ook kanaaloevers en voornamelijk - maar minder interessant - een kasteel en gemeentepark. Maar later slaat de twijfel toe: bij een exploratietochtje in de vroege lente was er weinig of niets te bespeuren en vooral op waarnemingen.be was er niets ingegeven.

Gelukkig wordt er van mijn twijfels niets aangetrokken en dagen er 15 superfloristen op. Er zullen vandaag muren en bergen zand beklommen, door water en diepe modder gewaad, en op het dek van een aangemeerde boot gesprongen worden. Geert is streper van dienst. Elly concentreert zich op het betere fotowerk.

Afbeelding
baardgras
Elly Vaes
Baardgras

Voormiddag

We starten op het terrein waar een paar jaar geleden de Hoogmolenbrug stond. Op dit door brug verlaten terrein is het voor floristen een gezellig rommeltje. We vinden er naast the usual stuff o.a. kleine leeuwenbek, grijskruidluzerne, kruisbladwalstro, Oenothera ersteinensis en kransgras. We bewonderen een paar prachtige exemplaren van keizerkaars. Een eerste mooie vondst is stijve windhalm met de duidelijk onderbroken aar. Een paar rozen worden door André op naam gebracht als hondsroos x beklierde heggenroos (of Rosa x dumetorum = R. canina x R. obtusifolia) en schijnegelantier (Rosa x gremlii). 

Om de hoek tussen de containers staat er o.a. grote leeuwenbek, ijzerhard en heelblaadjes en komt Pierre - niet wetende dat we weldra massaal en enorm grote exemplaren gaan zien - met een miserabel klein baardgrasje, dat door iedereen uitvoerig bestudeerd wordt.

Eén en al enthousiasme wanneer Pierre aan de rand van het kanaal een smalle richel van slechts enkele meters ontdekt met de sporen van een graanoverslag: oot, akkerdravik, Japanse dravik en stijf raaigras. Ook een bloeiende karwij zit ertussen. Koen springt op het dek van een aangemeerde boot en tovert nog veelwortelig kroos en ongelijkbladig vederkruid tevoorschijn.

Om het grote braakliggende terrein te bereiken, moeten we de witte zandbergen van Van Pelt overklimmen. Een weelde aan baardgrassen komt ons tegemoet. Ook zomeralsem (wat een intense geur!) en smalle rolklaver staan er massaal. Vroeger meanderde hier het Klein Schijn. Het is er nog altijd zeer nat, waarschijnlijk ook door de voorbije regenweken. We kunnen dan ook veel ‘natte’ soorten aan de lijst toevoegen: moeraszuring, zulte, oeverbies, zilte greppelrus, zilte schijnspurrie, zeegroene rus … Volgens Tim groeien vele van deze soorten op recent aangelegde hopen, en zijn ze er dus vermoedelijk niet spontaan gekomen.

Afbeelding
Perzische klaver
Elly Vaes
Perzische klaver

Het is ondertussen tijd voor een middagpauze. Daarvoor moeten we naar de overkant. Op de terugweg vinden we aan de kanaalboorden nog klein schorrenkruid en stekelzaad.

Namiddag

Na een heel gezellige maar veel te lange pauze in het zonnetje op het terras van de Riddershoeve vertrekken we dwars door het park en langs het kasteel richting kanaal. Onderweg komen we nog doorwaskervel, eekhoorngras, ronde ooievaarsbek, straatwalstro, hondstarwegras, trosgierst en straatwolfsmelk tegen.

Langs de boorden van het kanaal ligt een strook braakliggende grond waar o.a. kleine honingklaver, Perzische klaver, inkarnaatklaver en slanke mantelanjer plaats genoeg hebben om zich vrij te kunnen ontwikkelen. Een onverwachte vondst is Dracocephalum parviflorum. Verderop staat nog stinkend streepzaad, gingellikruidhennep en een heleboel kanariezaad.

We vatten de terugweg aan en beklimmen de nieuwe Hoogmolenbrug en wenden onze ogen af van al het vrolijks dat daar is ingezaaid zoals esparcette, wondklaver, blaassilene enz. …

Onder zware bass beats van een lokale scoutsfuif strepen we de laatste soorten en eindigen we onze tocht met 377 soorten. Niet slecht voor een hok waar niets te vinden zou zijn…

EPILOOG - Een weekje later besluiten Tim en ik om nog even rond te snuffelen in het ontbrekende stuk hok van het zuidelijke deel. Wie weet wat hebben we toen gemist ... Nog zes soorten zouden mee op de streeplijst kunnen, wat het totaal voor dit hok op 383 soorten brengt! Met ruige lathyrus als kers op de taart sluiten we af.

Zaterdag 8 juni: Haren

Gids & verslag: Sofie De Laet - kilometerhok E4-16-42

Afbeelding
klimopbremraap
Elly Vaes
Klimopbremraap

Nog voor we goed en wel begonnen waren, werd er bij de afspraakplaats - naast de ingang van de begraafplaats - al klimopbremraap gespot: een hele mooie eerste vondst! Met een twintigtal floristen inventariseerden we eerst de straten rondom het kerkhof en vonden we een zwartsteel verstopt op een muurtje onder een voortuinhaag. Vlakbij vonden we ook nog gifsla en veel spoorbloem.

Op de begraafplaats streepten we een heel aantal 'gewone soorten', maar stuitten we ook op een aantal interessante verwilderde soorten zoals tripmadam, zacht vetkruid en het dalmatiëklokje. Op het einde van onze rondgang op het kerkhof vonden we ook nog een mooi exemplaar van ronde ooievaarsbek.

Na het kerkhof bezochten we een paar akkers aan de rand van het hok. Hier maakten we eerst een kleine uitstap buiten het hok om een mooie populatie pijpbloem te kunnen aanschouwen. In een braakliggende akker aan de Wilgenroosjesstraat stond een massa akkerviooltjes en vonden we zowel wijde als harde basterdwederik.

Afbeelding
hondskruid
Elly Vaes
Hondskruid

Hierna trokken we door de straten van Haren waar we nog een aantal weglopers uit volkstuinen vonden zoals koriander en venkel. Op het moment dat iedereen al aan het middagmaal dacht, vond Pierre uit het niets Frans walstro langs een NMBS-dienstweg naast de spoorweg. Met deze mooie vondst konden we aan de middagpauze beginnen.

Na de pauze vervolgden we onze tocht door het oude centrum van Haren en stootten we rond de kerk eindelijk op blauw walstro, een soort die we eigenlijk al op het kerkhof hadden verwacht. In een parkje nabij de kerk vonden we een heel mooi exemplaar van hondskruid. De namiddag was op deze manier ook al heel goed begonnen. Tussen de kasseien van de Wachttorenstraat zagen we nog kransmuur en kruipklokje. In het centrum vonden we tuinpeterselie en een zaailing van een abrikoos.

De tocht liep verder langs de Ganzenweidebeek waar we juffertje-in-het-groen zagen. Op het einde aan het overgroeide pad langs de beek kwamen we tot ieders verrassing langstekelige distel tegen. Deze soort is vooral te vinden rond Antwerpen maar heeft zijn weg dus ook gevonden naar de Brusselse rand.

Naar het einde van de dag toe troffen we voor een gevel op de Harenberg rankende duivenkervel alsook een tongvaren in het keldergat. Op het perron van het station Haren ontdekten we nog donderkruid.

Deze mooie dag konden we afsluiten met 324 soorten. Haren had ons veel te bieden - te veel om allemaal op te noemen!

Vrijdag 31 mei tot zondag 2 juni: Plantenstudieweekend in de Gaume

Gids & verslag: Elly Vaes

Verslag volgt.

Zaterdag 25 mei: Aywaille

Gids & verslag: Geert Ranson - kerkhof en Carrière de la Falize

Afbeelding
smalle raai
Elly Vaes
Smalle raai op het kerkhof van Aywaille

Na eerst de “gewone soortjes” te hebben genoteerd op de parking van Delhaize werd de excursie gestart op het 1,2 ha grote kerkhof van Aywaille, een typisch oud Ardens kerkhof waarbij de paden niet worden doodgesproeid. Opvallend was de massale groeiplaats van smalle raai, zowel op als tussen de graven. Op de vele muren vonden we diverse varens: mannetjes- en wijfjesvaren, muur-, steenbreek- en tongvaren, gewone eikvaren en ook minder courante soorten zoals blaasvaren en rechte driehoeksvaren.

Nico wist een lancetbladige basterdwederik (stempel in kruis en lancetvormig blad met wigvormige voet) te onderscheiden van de vele andere. Leuk was ook om heel veel Hongaars havikskruid aan te treffen, herkenbaar aan hun bovengrondse uitlopers.

Afbeelding
weideklokje
Elly Vaes
Weideklokje op de rotsen langs de oever van de Amblève

Daarna ging het richting de oever van de Amblève. Op de kant van de oever vonden we schaduwkruiskruid en zwartsteel. Aan de andere kant van de weg, op de rotsen, was het schouwspel nog indrukwekkender: springzaadveldkers, fijne ooievaarsbek en dicht havikskruid passeerden de revue. We bleven een tijdje staan bij maashemelsleutel (achtste vondst in België) en sloten de voormiddag af bij de enige plaats ter wereld waar beklierd huislook staat en waarbij op dezelfde locatie ook heel wat weideklokjes hun mooiste bloemen toonden.

Na de lunch op het terras van de plaatselijke camping, wilden verschillende FONners graag op zoek naar mogelijke campingadventieven, maar daar was jammer genoeg geen tijd voor.  In de namiddag stond immers de hotspot Carrière De La Falize op ons te wachten.

Afbeelding
grote bremraap
Elly Vaes
Grote bremraap

In de berm ernaartoe noteerden we gegroefde veldsla, kruipganzerik en beemdlangbloem.  Eenmaal de steengroeve binnengelopen, troffen we heel veel stijve naaldvaren aan. Een mooie vondst was stinkend streepzaad, de drie verschillende parelgrassen (éénbloemig, knikkend en wimperparelgras) en brede eikvaren op een schaduwrijke rots. Zowel bijenorchis, gevlekte orchis, bosorchis en mannetjesorchis stonden in bloei en zijn altijd leuk voor de mooiste foto’s. Rode pekanjer stond her en der in vol ornaat. Halverwege vonden we op één van de rotspunten een prachtige alleenstaande knikkende distel. Heel interessant was de vondst van het zeer zeldzame vertakt muizenoor en van Spaanse zuring. Deze laatste vindt men in België enkel op stenen en muren in de Ardennen. Op het verste punt van de groeve, waar we ons, gezien de vele steile hellingen, in de Alpen waanden, gingen we op zoek naar het ongelijkbladig schapengras. Dat vonden we, alsook daar in de buurt aarddistel en knollathyrus. Toen het tijd was om de excursie te beëindigen, werden we als summum nog getrakteerd op de vondst van grote bremraap: een tot 80 cm forse plant die parasiteert op brem.

Op de streeplijst kwamen in totaal 321 unieke taxa. Opmerkelijk is dat de steengroeve door botanisten al heel dikwijls werd onderzocht, maar dat het FON toch wel weer 14 nieuwe vondsten heeft toegevoegd aan de al indrukwekkende lijst van wilde planten op die plaats, waaronder knikkend parelgras, gevlekte orchis en grote bremraap.

Met heel veel vreugde, nieuwe energie, natuurschoonheid en mooie uitzichten op de Amblève zijn we allen heel tevreden huiswaarts gereden. Ik heb zo’n vermoeden dat de FONners die erbij waren intussen heel goed begrijpen waarom ik vorig jaar verliefd werd op deze uitzonderlijke locatie.

Zaterdag 11 mei: Visbeekvallei Lille

Gids & verslag: Bram Cannaerts - kilometerhok B5-55-44

Afbeelding
kruipbrem
Elly Vaes
Kruipbrem

Op de zonnige zaterdag van 11 mei waren 14 floristen present voor een inventarisatie van kilometerhok B5-55-44. Op de afspraakplaats werd even het torenkruid besproken dat vanuit de auto in de wegberm werd opgemerkt. Het hok ligt in een (voormalig) groot Kempens heidelandschap. De open stukken worden beheerd door Natuurpunt en maken deel uit van het natuurgebied ‘Visbeekvallei’.  

Afbeelding
liggende vleugeltjesbloem
Elly Vaes
Liggende vleugeltjesbloem

We hadden toelating om de uitgerasterde begrazingszone te bezoeken, op kaart aangeduid als ‘Middelzegge' en ‘Lilse zegge’. De zone had veel reliëf en variatie en bleek het grootste deel van de voormiddag in beslag te nemen. De bovenkant lag op een landduin met dennenbos en open zandige stukken. In de open begroeiing vonden we onder andere: klein tasjeskruid, muizenoor, dwergviltkruid, heidespurrie, zandzegge, zandblauwtje, vroege haver, zilverhaver, borstelgras en tandjesgras. Op de nattere plaatsen zagen we kleine zonnedauw en moeraswolfsklauw. Er was ook duidelijk oudere heide met stekelbrem, kruipbrem, mannetjesereprijs en kruipganzerik. In de natte heide en venige slenken vonden we bruine snavelbies, liggende vleugeltjesbloem, zompzegge, blauwe zegge, geelgroene zegge, sterzegge en moerasstruisgras. Er waren stukken met een graziger karakter met pinksterbloem, blauwe knoop en kleine leeuwentand. In en rondom de vennen en waterplassen vonden we veelstengelige waterbies, moerashertshooi, vlottende bies, snavelzegge en ook veenpluis en gagel. Onderaan het raster ging de open zone over in venig elzenbroekbos. Hier werd moerasvaren en koningsvaren gevonden.  

Afbeelding
heidekartelblad
Elly Vaes
Heidekartelblad

Aan de uitgang van het raster stond één jeneverbes, die vermoedelijk aangeplant was. In het Duits heet de jeneverbes 'Wacholder' en de struik heeft met zijn oude naam de gemeente Wechelderzande waarschijnlijk zijn naam gegeven.  

Het volgende stuk, De Binnenhei, moest in een haast doorlopen worden omdat de middag lonkte. Daar kwamen we de geitenbokken tegen die voor de begrazing zorgden. Ook hier overal de begeleiding van veldkrekelgeluid en boompiepergezang. Vele soorten waren inmiddels gestreept. Ook hier stonden  de fraaie parasieten grote ratelaar en heidekartelblad. De viooltjes werden gestreept als tuinviooltje. Het fonteinkruid met de smalle bladeren werd door André mee naar huis genomen en werd gedetermineerd als klein fonteinkruid: een kwetsbare soort en een indicator voor een goede waterkwaliteit.  

Onze boterhammen mochten we eten op het zonnige campingterras van ‘La Cantina’. Daar was de bonte vliegenvanger het gezelschap en werd het mosbloempje doorgegeven. Afsluiten deden we in ‘De Schaaf’.  Dit is een venig moeras waar de kwel toekomt van de hoger gelegen gronden. Gevlekte orchissen stonden hier in groter getallen. Nieuwe soorten op de lijst waren onder andere: melkeppe, stijve zegge, hangende zegge, blaasjekruid (spec.) en waterlepeltje. De streeplijst werd afgesloten met een tweehonderd soorten.

 

Zaterdag 27 april: Willebroek

Gids & verslag: Nico Wysmantel - kilometerhok D4-15-43

Voor de tweede FON-excursie van dit seizoen trekken we naar Willebroek. In het kilometerhok D41543 bezoeken we de begraafplaats, de muizenstaart-groeiplaatsen en de omliggende straten.

Afbeelding
blaasvaren tussen grafzerken
Elly Vaes
Blaasvaren tussen de grafzerken

Geert en Elly werden voorafgaand gecontacteerd door Birgit en Yannick, die voor Natuur.blad een reportage zullen maken over onze bezigheden. Voorafgaand aan de tocht ontmoeten we reporter Birgit al vroeg in Café Rustiek, waar ze ons honderduit bevraagt over onze werking. Om 9u15 vervoegen we de andere FONners op de parking voor de begraafplaats. We zijn met 17 deelnemers. Gids van dienst is Nico.

De tocht gaat van start op het kerkhof zelf, waar we al meteen gifsla aan de ingang vinden. Deze van oorsprong Waalse soort heeft het hier in het urbane gebied goed naar de zin, analoog aan zijn toename in de rest van verstedelijkt Vlaanderen. Er groeit blaasvaren achter een grafsteen en in de schrale gazons bloeien rijkelijk blauw walstro, schapenzuring en onderaardse klaver. Deze laatste is zeker in uitbreiding in dergelijk biotoop in het binnenland, waardoor in de toekomst zeker nog vindplaatsen zullen ontdekt worden.

Afbeelding
éénjarige hardbloem
Elly Vaes
Eenjarige hardbloem

Enkele ontgraven percelen op het kerkhof werden in het verleden ingezaaid met een wilde bloemenmengsel, waarvan korenbloem, ongeoorde margriet (ssp. ircutianum) en bolderik zowat de laatste getuigen zijn. Met het vinden van een aantal verdere schraallandsoorten als klein vogelpootje, akkerhoornbloem en nieuwkomer-in-expansie rood herderstasje, groeit de hoop op nog een aantal te verwachten taxa: zo worden nog dwergviltkruid en lathyruswikke gevonden. Klein maar fijn! Eén der laatste vondsten van de voormiddag – we zijn dan nog steeds niet buiten het kerkhof geraakt – is eenjarige hardbloem. Welke van beide ondersoorten is zoals vaak voorwerp van discussie.

Bij het oversteken van de grote parking richting De Schalk, stoppen we nog even kort bij de grote populatie vroeg beemdgras, die hier enkele jaren geleden ontdekt werd door Filip Verloove. Maar de honger drijft ons weldra verder richting de kantine van de sporthal.

Afbeelding
Muizenstaart
Elly Vaes
Eén van de honderdduizenden muizenstaarten

Na de lunch gaat het eerst opnieuw richting het vroeg beemdgras, waarbij we nauwkeurig de macroscopische verschillen tussen deze Poa en straatgras afwegen. Een weinig evidente opgave, waarbij enige ervaring met het zoekbeeld van groot belang blijkt.

We kruisen weerom de steenweg en gaan achter het kerkhof op zoek naar de bijzonderheid van de dag. Hier noteren we in een voortuin nog ronde en glanzige ooievaarsbek, waarna Elly niet weinig verrast is van de flinke populatie muizenstaart die er in de maïsakker groeit. We trachten het aantal exemplaren in te schatten en komen al gauw tot een getal nabij de 100.000!

Aan de parking van het Fort van Breendonk vinden we nog een heel aantal rozetten van ruige fijnstraal; ietwat glanzend groen en met grof getande bladrand. Deze soort krijgt hier duidelijk meer en meer vaste voet aan de grond maar toch gaat haar uitbreiding niet zo snel als deze van grote broer hoge fijnstraal. In de gracht aan de afrit van de snelweg staan nog pinksterbloem en moeraswalstro. Pierre diept er nog smal beemdgras op en Juncus spec., die hij onomwonden benoemt als biezenknoppen, evenwel de vorm laxus met niet-compacte bloeiwijze. Ook bij nazicht thuis wijzen de meeste kenmerken op dit taxon, dat we doorgaans eerder associëren met de betere laagveenbiotopen.

Afbeelding
Biezenknoppen forma laxus
Elly Vaes
Biezenknoppen: Juncus conglomeratus forma laxus

De straten en stegen in het kilometerhok vormen het laatste biotoop van deze tocht. Ook hier weer heel wat gifsla, daarnaast op een braakliggend bouwperceel enkele niet nader te benoemen vegetatieve zeggen en één borstelbies, vakkundig herkend door Pierre aan de oude bloeiwijzen.

Via de deels onverharde Kreweg stappen we langsheen de Bosbeek tot aan het talud van de A12, waar we nog liesgras (drijvende vorm), gele lis en de ondersoort agastachys van hangende zegge kunnen bijvoegen op de lijst. Een braakliggende akker onderaan de snelwegberm levert een zo mogelijk nog grotere populatie van muizenstaart op, met deze keer ook grote (sic) exemplaren tot wel 15 cm hoog!

Het loopt dan al tegen 17u aan en de vermoeidheid van de dag slaat toe bij de groep. Het wordt tijd om naar de auto's weer te keren, temeer daar een heel aantal deelnemers nog een fikse terugtocht huiswaarts voor de boeg hebben.

Zo kunnen we de lijst uiteindelijk afsluiten op 260 taxa, voorwaar een mooie score voor een voorjaarstocht welke door tijdsgebrek – of door de talrijke bijzondere waarnemingen? – toch ook maar een klein deel van het hok bestreek.

Zaterdag 13 april: Middelkerke

Gids: Johan Devos - kilometerhok C1-23-34

Verslag volgt.