Zaterdag 15 april: Overpelt-Fabriek
Gids & verslag: Rens Hendrickx - kilometerhok C6-27-22
Op 15 april 2023 verzamelden we voor de eerste FON-uitstap van het jaar. Er was een uitstap gepland naar het fabrieksterrein van Overpelt, in het noorden van de provincie Limburg. De focus van de excursie lag op het vinden van enkele plantensoorten die zich erg thuis voelen in de met zink vervuilde bodem van het industrieterrein. We spraken af aan het plaatselijke cultureel centrum dat geflankeerd werd door een begraafplaats. Naast heel wat bekende gezichten hadden ook drie dames van de plaatselijke plantenwerkgroep ‘De Slobkousjes’ hun weg gevonden naar het industrieterrein. Zo vertrokken we met een veertiental floristen onder een prachtig ochtendzonnetje.
We begonnen, zoals meestal het geval is, met het inventariseren van de parking. Veldereprijs (Veronica arvensis) mocht de kop afbijten en werd vergezeld van andere soorten van een wat armere bodem, zoals zandraket (Arabidopsis thaliana), reigersbek (Erodium cicutarium) en schapenzuring (Rumex acetosella subsp. pyrenaicus). We waren nog niet van de parkeerplaats en kwamen al een eerste breinbreker tegen. De vondst van een wat vreemd uitziende Hoornbloem (Cerastium sp.) deed ons een eerste maal halt houden. Maar zelfs met meer dan vier determinatiewerken (die elkaar wel eens durfden tegenspreken) konden we het plantje niet op naam brengen. Robrecht en André namen elk een deel van de plant mee om er thuis nog eens goed naar te kijken. Afzonderlijk van elkaar kwamen ze tot dezelfde conclusie: het moest gaan om een kluwenhoornbloem (C. glomeratum). Ik voeg de uitleg van André nog toe onder dit verslag*.
Nadat we de parking hadden verlaten, kwamen we via een dennenbosje terecht aan een wegberm. Een scherp oog zag in de berm een wat vreemd aandoende plant met smalle, maar vettige bladeren en een bundel van (nog niet bloeiende) bloemetjes op een stijve stengel. Het ging hier om het Engels gras (Armeria maritima) en meer bepaald om de ondersoort halleri vanwege het stompe omwindsel dat niet boven de bloeiwijze uitsteekt. Wat verder, aan de overkant van de weg, vielen enkele opvallende witte bloempjes op. Al snel werd duidelijk dat het om een tweede zinkminnende soort ging, namelijk de zinkboerenkers (Noccaea caerulescens subsp. calaminaris). Zo waren we nog maar één uur onderweg en hadden we al twee van de drie doelsoorten weten terug te vinden!
Maar het werd nog zotter! Na een korte wandeling dienden we tot tweemaal toe een drukke weg over te steken. Enkele FONners bleven echter nog even in de wegberm plakken en vonden een Festuca van de ovina-groep. Mogelijk gaat het hier om F. guestfalica subsp. guestfalica, beter bekend als zinkschapengras. Een ondersoort die volgens de databank van waarnemingen.be nog niet eerder in Limburg werd waargenomen! André nam een stukje mee en kan hopelijk in de toekomst bevestigen of het al dan niet over deze ondersoort gaat**.
Wat verder op onze tocht bereikten we een bos aan de achterkant van enkele villa’s. Het bos deed duidelijk dienst als stortplaats van het plaatselijke tuinafval, waardoor we wat bijzondere exoten op onze lijst konden noteren, zoals roodbloeiende framboos (Rubus odoratus), bruine daglelie (Hemerocallis fulva) en tuinwegdistel (Onopordum x beckianum (O. acanthium x O. illyricum)). Hierna was het tijd voor een hapje en een drankje in een nabijgelegen brasserie.

Met gevulde magen zetten we tegen 13u onze tocht verder. We passeerden enkele voorjaarskluifzwammen (Gyromitra esculenta) waarna we terecht kwamen aan de berm van het Kempisch kanaal. Hier konden we nog enkele nieuwe soorten noteren die houden van wat nattere voetjes, zoals echte valeriaan (Valeriana officinalis), moerasspirea (Filipendula ulmaria), gewone en grote engelwortel (Angelica sylvestris & A. archangelica).
Hierna gingen we op zoek naar een derde (vierde?) zinksoort die al enkele jaren niet meer in de regio gezien was. De laatste waarneming van het Zinkviooltje (Viola lutea subsp. calaminaria) in Limburg dateerde alweer van 2019 en eigenlijk is er sinds 2015 geen waarneming meer ingevoerd waar de nodige kenmerken op staan om het desbetreffende viooltje te herkennen. Op basis van deze waarnemingen konden we op een drietal locaties op zoek gaan. Het akkerviooltje (Viola arvensis) en het driekleurig viooltje (Viola tricolor) passeerden de revue - die laatste zelfs in grote getalen - maar het Zinkviooltje konden we niet terugvinden. Mogelijk waren we nog nét een beetje te vroeg, mogelijk staat de soort er niet meer …
Ondertussen begon de excursie op zijn einde te lopen. We zetten terug koers naar het cultureel centrum en passeerden nog een mooi stuk droge zandgrond met veel struikhei (Calluna vulgaris), één plantje stekelbrem (Genista anglica) en twee verwilderde soorten yucca. Om nog enkele soorten te kunnen toevoegen aan de daglijst, wierpen we nog even een blik op de begraafplaats. Hier konden we nog een drietal soorten toevoegen waarop we de excursie konden beëindigen met een mooi dagtotaal van 223 soorten (inclusief exoten, variëteiten en hybriden).
Zaterdag 29 april: Privaat domein kasteel van Ardooie
Gids: Robbe Cool - kilometerhok D2-42-13
Helaas is er geen verslag voor deze excursie.
Zaterdag 13 mei: Zeebrugge - haven en militair domein
Gids: Johan Devos - kilometerhok B2-41-14
Helaas is er geen verslag voor deze excursie.
Zaterdag 27 mei: Hannecart, Sunparks & Dunepark Oostduinkerke
Gids & verslag: Geert Ranson - kilometerhok C0-48-42
Afspraak aan de parking van domein Westhoek, waar we het eerste halfuur de 'gewone soorten' noteerden.

Vandaar gingen we naar het eerste, voor het publiek afgesloten natuurreservaat Hannecart. Het betreffen hier vochtige depressies die door de omliggende hogere duinen gevoed worden met kalkrijk kwelwater. Een goed hooilandbeheer resulteert hier in het grootste Dactylorizha-gebied van België, waar we honderden riet- en vleeskleurige orchissen met al hun hybriden en varianten konden bewonderen. Ook de twee beschreven varianten, genoemd naar dit gebied, waren van de partij: Dactylorizha incarnata var. lobelli (zeer krachtige en gedrongen plant, slechts 20 cm hoog met een bijna ontbrekende stengel en dichte bloeiaar) samen met de Dactyloriza praetermissa var. bracteosa (of 'Dholaeghe rietorchis': 60 cm hoge plant met lange en eerder late bloeiwijze).
In de berm van de Noordzeedreef vonden we naast veel Holpijp ook de kruising tussen Holpijp (Equisatum fluviatile) en Heermoes (Equisetum arvense), zijnde de basterdpaardenstaart (Equisetum X litorale). Kenmerk is dat de centrale holte ongeveer twee derde van de doorsnede uitmaakt.
Het stukje duinen leverde scheve hoornbloem, dicht langbaardgras, kegelsilene en gifsla op.

Daarna inventariseerden we een tweede afgesloten vochtig perceel waar binnenkort de paarden terug zullen grazen. Topwaarnemingen in dit stuk waren platte bies, kruipend moerasscherm, parnassia, moeraszoutgras (schitterend in bloei) en pijptorkruid. Naar bonte paardenstaart hebben we vruchteloos gezocht. Bij het verlaten van dit stuk vonden we nog een heel opvallende hybride van bosorchis x vleeskleurige orchis.
Na de maaltijd (die nogal veel tijd in beslag nam) was het tijd voor wat 'campingflora' in Sunparks en Dunepark. Opvallende verschijning hier was een bijenorchis op een petanqueveld, oranje havikskruid in enkele grasperkjes, en langs de weg wede en het in opmars zijnde laksteeltje.
Intussen was het al 16u en we wilden hoe dan ook nog naar de interessante mos- en kopjesduinen in Hannecart, die ons niet zouden ontgoochelen: addertong, liggend bergvlas, lathyruswikke, geel zonneroosje en walstrobremraap. Langs de 'beek zonder naam' vonden we ruwe bies en in de beek zowel drijvend als paarbladig fonteinkruid.
De laatste inspanning van de dag was op zoek te gaan naar duinrus. Deze vonden we helaas niet terug, maar daarentegen konden we de dag afsluiten met onze 282e waarneming zijnde stijve windhalm.
Om 18u49 konden we voldaan op deze zonnige lentedag huiswaarts keren. Dit zijn zo van die dagen die elke plantenliefhebber zal koesteren.
Zaterdag 10 juni: Linkebeek - spoorwegberm, dorp en kerkhof
Gids: Sofie De Laet - kilometerhok E4-55-21
Helaas is er geen verslag voor deze excursie.
Zaterdag 24 juni: Het Goor (Halve Rooien, Dessel) en Ronde Put (Postel)
Gids & verslag: Bram Cannaerts
De opdracht was een soortenlijst te maken van UTM-hok FS5080 met daarin het gebied Halve Rooien.

Van de parking geraken, nam enkele minuten in beslag, met diverse ganzenvoeten en andere planten van omgewerkte grond. Aan de overkant lag een heischraal grasland te wachten. Het terrein is eigendom van de gemeente Dessel en heeft onder andere een geschiedenis als crossterrein; nu wordt er natuurbeheer uitgevoerd door het ANB. De randen hadden nog wat kleur met Sint-Janskruid, hazenpootje, vlasbekje, brem en bezemkruiskruid. Het weiland zelf was helemaal verdord omdat het een maand niet geregend had. Bij een verdroogd stukje diende even te worden gebrainstormd om een bijzonder plantje te determineren. Uiteindelijk viel de naam eenjarige hardbloem. Tussen de verdroogde stengels vonden we verder nog zandblauwtje, zandraket, dwergviltkruid, stekelbrem, klein vogelpootje, heidespurrie, zandzegge, vroege haver, bochtige smele, buntgras en zilverhaver. Dus al bij al een mooie vegetatie van het droge grasland op zandgrond! Vegetatiekundig zijn het overgangen tussen het Buntgras-verbond, Dwerghaververbond en Gewoon struisgrasverbond. Kleine vuurvlinder vloog er ook rond.
Na het grasland kon er wat tempo gemaakt worden tussen jong eikenberkenbos. De onderbegroeiing bestond vooral uit pijpenstrootje, maar ook blauwe bosbes, struikhei en tandjesgras. Een ontsnapte Japanse hulst werd gevonden in de bosrand. Verder zagen we nog rankende helmbloem, brede wespenorchis en gewone eikvaren. Die laatste werd nadien via microscopisch onderzoek door Willy bevestigd.
Rondom een zijde van de poel lag een stukje natte heide: een voedselarme zone met veelstengelige waterbies, kleine zonnedauw, sterzegge, gewone dophei, geelgroene zegge, tormentil, veldrus, moeraswalstro en héél veel moerashertshooi.
Daarna moest er een elzenbroek doorgestoken worden zonder pad. We baanden ons een weg door de moeraszegge, zagen nog een koningsvaren en kneusden groot moerasscherm om de wortelgeur te checken.

Als botanisch nagerecht hadden we in de namiddag de toelating gekregen tot een bezoek aan de achterkant van het reservaat De Ronde Put, een waardevol heidelandschap rond een ontveende moerput nabij de abdij van Postel. Dit was een plaatje! Een koppel wespendieven cirkelde boven de bosgrens. De roodborsttapuiten tjakten aan het gagelstruweel. Heideblauwtje was de algemeenste vlinder. En toen konden we struikelen over een tapijt van beenbreek. Daartussen en errond veenpluis, ronde zonnedauw, kruipganzerik, Canadese rus en witte snavelbies. Het letterlijke struikelen gebeurde pas echt in de pijpenstrootjesbulten op weg naar de put. Het was even zoeken naar nog bloeiende orchideeën; de veenorchissen zouden uitgebloeid zijn. Maar orchideeën bleken er toch talrijk te staan. Deze werden nog gemoedelijk bediscussieerd. We moesten besluiten dat het vermoedelijk een mix was van gevlekte orchissen, veenorchissen en de hybriden daartussen.
De streeplijst telde 188 taxa op het einde van de dag.
Zaterdag 8 juli: Westende Bad
Gids: Marc Detollenaere - kilometerhok C1-31-44
Helaas is er geen verslag voor deze excursie.
Zaterdag 5 augustus: Lillo
Gids & verslag: Luc Van Craen - kilometerhok B4-54-21
We verzamelden aan het historische Fort Van Lillo. In de buurt van de parking werden we al meteen opgewarmd met enkele bijzonderheden: rattenstaartgras (Sporobolus indicus), viltganzerik (Potentilla argentea) en massaal veel zandweegbree (Plantago arenaria).

Het ging verder naar het centrum van het dorpje Lillo. Helaas waren de wegen er recent opgebroken of heraangelegd zodat we wat betreft stadsflora wat op onze honger bleven zitten.
Richting haventje van Lillo, waar het brakke Scheldewater contact maakt met het land, troffen we talrijke halophyten aan: dunstaart (Parapholis strigosa), zilte schijnspurrie (Spergularia marina) en gerande schijnspurrie (Spergularia media), melkkruid (Glaux maritima), zulte (Tripolium pannonicum) en selderij (Apium graveolens).

We daalden af naar de nog niet zo lang geleden aan de Schelde teruggegeven polder van Lillo en vonden er nog meer echte zoutplanten: schorrenzoutgras (Triglochin maritima) en roodachtige zeekraal (Salicornia europaea).
Gespleten hennepnetel (Galeopsis bifida), aardbeiklaver (Trifolium fragiferum) en twee kruisbloemigen die werden geïdentificeerd als spiesraket (Sisymbrium loeselii) en muurbloemmosterd (Coincya monensis) stonden wat verder landinwaarts, evenals de bastaard tussen hondsroos en beklierde roos (Rosa canina x Rosa squarrosa). We bewonderden er ook een mooi exemplaar van heemst (Althaea officinalis).

Na de lunch genuttigd te hebben op een terras in het rustige dorpje Lillo, trokken we verder langs dijken en wegbermen. Baardgras (Polypogon maritimus), waterpunge (Samolus valerandi), slanke mantelanjer (Petrorhagia prolifera) en stinkend streepzaad (Crepis foetida subsp. rhoeadifolia) - een oostelijke ondersoort die nu algemeen gevonden wordt in en rond Antwerpen - kwamen allen op de lijst, evenals luzerne (Medicago sativa), sikkelklaver (Medicago falcata) en hun bastaard bonte luzerne (Medicago x varia). Opmerkelijk waren tenslotte nog de vondst van wede (Isatis tinctoria) en schijnegelantier (Rosa x gremlii).
Twee oprukkende neofyten passeerden nog de revue:
- Langstekelige distel (Carduus acanthoides), te onderscheiden van kruldistel (Carduus crispus) door de alleenstaande hoofdjes. Deze soort is nog vooral te vinden rond Antwerpen, maar verspreidt zich snel via de middenbermen van autosnelwegen.
- Wijde alsem (Artemisia princeps) lijkt goed op zijn neefje de herfstalsem (Artemisia verlotiorum), maar bloeit vroeger, kan zich dan ook via zaad voortplanten en vormt bovendien met stevige uitlopers snel grote haarden. Een soort om in het oog te houden als potentiële invasieve exoot.
Een mooie mix van - naast de usual suspects - heel wat zeldzame inheemse soorten en adventieven bracht het totaal op 279 taxa.
Zaterdag 19 augustus: Eke-Sluis
Gids & verslag: Henk Coudenys - kilometerhok D3-41-34
Het is niet omdat er van een kwartierhok reeds veel soorten bekend zijn – in dit geval meer dan tweehonderd – dat het grondig onderzocht is. Het gros van de waarnemingen wordt immers op steeds dezelfde plekken gedaan, in dit geval de wandel- en fietspaden langs de Schelde-oevers en het kerkhof van Eke. Het stukje industriezone met onder meer een veevoederfabriek is wat dat betreft verwaarloosd terrein, evenals de bermen van de N60 en tal van akkers en weilanden. Ook nu zijn we er niet in geslaagd het volledige terrein te bestrijken, maar we hebben de focus kunnen leggen op de verwaarloosde hoekjes.

Op het industrieterrein doen we vrijwel onmiddellijk enkele leuke waarnemingen, namelijk handjesgras en grijze mosterd. Deze laatste komt wellicht vaker voor dan hij geregistreerd wordt.
Nog steeds ter hoogte van de veevoederfabriek, maar dichter bij de Schelde, vinden we onder meer pluimgierst, zacht vetkruid, ronde ooievaarsbek, gevlekte rupsklaver, boslathyrus en het zeer zeldzame (maar waarschijnlijk ook vaak over het hoofd geziene) akkerdoornzaad.
Terwijl de lijst aandikt met grote aantallen meer algemene soorten zoals heggedoornzaad, wilde marjolein, bolletjesraket en uiteraard ook heel wat water- en oeverplanten zoals wolfspoot, gele lis en grote engelwortel, begeven we ons in de richting van de Grenadiersbrug.

Onder de brug stoten we op zaailingen van mariadistel. Van onderaf zien we dat er op de zijkant van de brug heel wat varens groeien tussen de kieren van het beton, niet alleen mannetjesvaren maar ook muurvaren en steenbreekvaren. De bovenzijde van de brug is een bizar biotoop. Enerzijds vinden we er typische soorten van droge, warme stenige milieus waaronder plat beemdgras en smal beemdgras. Anderzijds groeien er moeraskers, zomprus, watermuur, riet en platte rus: moerasplanten dus. Deze laatste is een pekeladventief, evenals steenkruidkers, dat echter drogere milieus prefereert. Ook berijpt beemdgras doet het goed daar waar het strooizout zich ophoopt. Verder herbergt de brug ontsnapte tuinplanten zoals akeleiruit, soorten die bij de schaduwrijke houtkant horen (schaduwgras, geel nagelkruid) en een ganse schare adventieve grassen: geelrode naaldaar, kransnaaldaar, groene naaldaar, Chinese naaldaar en wilde sorgo. De nabijheid van de veevoederfabriek is hier niet vreemd aan.

We eindigen de voormiddag met de inventarisatie van een deel van de rechter Schelde-oever, waar opvallend veel rode ogentroost groeit, bonte wikke, witte, citroengele en goudgele honingklaver, bosrank, kleine en grote kaardenbol, kruisbladwalstro en tal van andere soorten. Onderweg zamelt André De Jonghe enkele grassen in voor een grondige thuisdeterminatie. Langs de rand van een boerenerf vinden we geribde wolfsmelk dat blijkbaar goed bestand is tegen het gebruik van herbiciden, gezien de kale zandvlakte waarop het floreert.
Tijdens de namiddagexcursie inspecteren we de linker Schelde-oever. Op de waterlijn groeit kalmoes; iets hoger op de berm aalbes. Aan de overzijde van het jaagpad, waarop jachtig gefietst wordt waardoor wij ons regelmatig als opgejaagd wild voelen, noteren we aan de rand van een aardappelakker phacelia, tuinkaasjeskruid, venkel, korenbloem en zonnebloem. Deze waren het jaar voordien ingezaaid en dit jaar verwilderd. Verse inzaailingen laten we principieel links liggen, maar eens verwilderd horen ze op de soortenlijst thuis. In een maïsakker even verderop vinden we Zuidafrikaanse gierst en in een volgend patattenveld bloeit zegekruid.

Langs een naambordloos straatje (de Karperstraat) dat het jaagpad verbindt met de Pontweg, wandelen we naar de N60. Onderweg noteren we onder meer zwarte bes langs een beekoever en enkele uit tuinen ontsnapte soorten waaronder brede lathyrus, de tuinbastaard van wegdistel en kruisbladwolfsmelk. De eerste tweehonderd meter van de N60 bevindt zich buiten ons studievierkant en zoals wel vaker gebeurt vinden we net daar de zeldzaamheid van de dag: in een spleet tussen beton en asfalt groeit een klein maar onmiskenbaar exemplaar van het rattenstaartgras (IFBL-kwartierhok D3-41-33). In de havengebieden van Antwerpen, Gent en Zeebrugge raakt deze Aziatische inwijkeling stilaan ingeburgerd, maar verder is dit gras nog steeds zeer zeldzaam.
Eens terug in ons hok vullen we onze lijst aan met onder meer grote zandkool uit de tussenberm, gewone ereprijs uit een beschaduwde houtkant en tweerijige en scherpe zegge uit de grachten. Via de Stationsstraat – waar we akkerereprijs en bleekgele droogbloem vinden op de parking van een lingeriewinkel - gaan we naar het kerkhof van Eke dat nog net binnen ons studiegebied ligt. Sinds enkele jaren mag er weer geleefd worden op dit kerkhof, althans wat de vegetatie betreft. Gesproeid wordt er niet meer. Maar naast wat er wordt geplant op de graven, wordt er ook heel wat ingezaaid. Dit maakt het inventariseren lastig. Beschouwen we het kerkhof als een tuin, dan mogen we enkel noteren wat er spontaan in komt groeien (onder meer straatwolfsmelk, kruipend zenegroen en hazenpootje); benaderen we het kerkhof als een park, dan noteren we wat uit de aangeplante en ingezaaide perken is ontsnapt.

We kiezen voor de tweede aanpak en dit levert ons enkele bizarre aanvullingen voor onze soortenlijst op: bont kroonkruid, ruige anjer, pekbloem, hyssop, veldsalie en zachte vrouwenmantel. Ook het fraai bloeiende ruige weegbree hoort wellicht in dit rijtje thuis.
Op de terugweg naar de parking duikt er nabij een tuincenter nog draadgierst op, vinden we een grote populatie zomerfijnstraal op een braakliggend terrein en wordt Willy Desmettre herenigd met zijn allereerste waarneming ooit van bermooievaarsbek, een plantje dat decennia na de waarneming in kwestie blijkbaar nog steeds op hetzelfde muurtje boven een beek groeit.
André wist de door hem ingezamelde grassen te determineren als respectievelijk hard zwenkgras en de kruising tussen Engels en Italiaans raaigras. Eindresultaat van deze inventarisatie: maar liefst 346 herkende soorten en ondersoorten, het voorlopige dagrecord voor de streper van dienst. Het aantal nieuwe soorten voor dit kwartierhok is evenmin verwaarloosbaar, namelijk 73.
Zaterdag 2 september: Gent-centrum
Gids & verslag: Willy Desmettre - kilometerhok D3-22-21

Vandaag was het de bedoeling om de Gentse binnenstad te doorkruisen, en er kennis te maken met de planten die we er kunnen aantreffen. Kransmuur, kransgras, hemelboom, stokroos, muurfijnstraal en steenkruidkers zijn gekend als typische Gentse stadsplanten en die waren dan ook in nagenoeg alle straten terug te vinden, maar daarnaast stonden er ons toch ook heel wat minder gekende planten te wachten.
We startten op de Kouter, waar we naast enkele verwachte straatplanten ook al tomatenplanten terugvonden in een boomspiegel. Op het Koophandelsplein vonden we tussen de straatstenen o.a. postelein en Aziatische veldkers. Deze laatste konden we even verder ook in enkele bloembakken zien.

Daarna gingen we verder langs de Gentse Leien. De halsbloem (Trachelium caeruleum) onder de Dille en Kamille-winkel was nu weliswaar al uitgebloeid, maar toch nog goed herkenbaar. Deze had zich nu ook al gevestigd op de kaaimuur aan de overkant van de Ajuinlei. In de Predikherenlei was de vijgenplant tot een ferme boom gegroeid, en vonden we klein glaskruid en blauw glidkruid langs het water. Tenslotte kwamen we op de Graslei, het toeristisch centrum van Gent. Langs de steigers van de toeristenbootjes zagen we hier met grote engelwortel, moerasmelkdistel en hoge cyperzegge toch enkele planten, die we niet direct in de Gentse binnenstad hadden verwacht.
Daar we geen goesting hadden om ons lang op te houden in de Gentse winkelstraten, sloegen we de Bennesteeg in, waar ons enkele verassingen te wachten stonden. In een keldergat vonden we absintalsem, maar het was vooral de Amerikaanse droogbloem (Gnaphalium pensylvanicum), die er onze aandacht trok, daar we deze in het Gentse nog nooit hadden gezien. In de Borreputsteeg stond het dan weer vol kamilleknopjes.

Verder vonden we in de Savaanstraat kleverige nachtschade en gifsla, in de Jerusalemstraat wolfskers en stekelige hanenpoot en in de Bagattenstraat Rubus tricolor en Texaanse ganzenvoet.
Na ons middageten trokken we via de Ketelvest naar de Recollettenlei en de Lindenlei, waar we o.a. rode spoorbloem, oranje springzaad, klimopbremraap en stinkende ballote aan ons lijstje konden toevoegen.
Terwijl de kleine bergsteentijm vroeger massaal aanwezig was aan de Coupure, vonden we er nu nog één enkel plantje op de kaaimuur, dat Elly dan ook nog, ter ontzetting van de bootjesverhuurder, per se van nabij wilde gaan fotograferen.
Iets verder maakten we een ommetje naar de Iepensteeg om er tussen de muurfijnstraal het satijngras (Muhlenbergia mexicana) te kunnen bewonderen.

In de Brandstraat zagen we een vijgenboom groeien vanuit een keldergat. In een ander keldergat groeide dan weer fijn venushaar (Adiantum raddianum) met zijn niervormige dekvliesjes. We troffen er ook zaailingen aan van mariadistel en paprika.
We trokken verder door de straten van Gent, met tapijtbloem in de Hoogstraat, een zaailing van de katsuraboom (Cercidiphyllum japonicum) in de Sint-Michielsstraat en aardpeer en glansbesnachtschade in het Ingelandgat.
Tenslotte maakten we nog een ommetje via de Sint-Martensstraat, de Zandpoortstraat en Onderbergen. Daarbij zagen we een fazantenbes (Leycesteria formosa) op een stoep en een zaailing van de gele zeepboom (Koelreuteria paniculata) in een keldergat. Zo konden we onze dag in het centrum van deze prachtige stad afsluiten met 265 gevonden planten, waaronder toch enkele 'speciallekes'.
Zaterdag 16 september: Schaarbeek
Gids & verslag: Robbie Debbaut - kilometerhok E4-26-11

Brussel biedt als grootstad veel opportuniteiten om floristische vondsten te doen. Met dat idee werd een hok in Schaarbeek uitgekozen, waarbij speciale aandacht ging naar stadsflora alsook adventieven. Uit historische karteringsgegevens blijkt dat er in dit kilometerhok al een 300-tal taxa werden afgestreept. In totaal werden er op 16 september 246 taxa geregistreerd, waarvan er een 90-tal nieuw waren voor het hok. Het hok is gelegen in een op en top verstedelijkte omgeving, waar trambeddingen, spoorwegen en drukke weginfrastructuur toch enige afwisseling bieden, wat zich weerspiegelt in de aangetroffen plantentaxa.
Bij aanvang viel op dat de straten in Brussel vrij rommelig ogen – de metropool is erom berucht dat het eerder een vuile stad is met veel rommelhoekjes, wat voor floristen juist veel mogelijkheden biedt en dit maakte de streeptocht juist enorm spannend.

Bij de start van het strepen werden naast de algemene soorten ook meteen enkele leukere taxa zoals kransnaaldaar en gevlekt havikskruid genoteerd. Van deze laatste werd eerst een rozet aangetroffen – met de typerende gevlekte bladeren - wat de wenkbrauwen deed fronsen en waarbij er nagegaan werd wat de verschillen met de look-a-like vroeg havikskruid zijn. Gelukkig stond in de buurt een plant met een bebladerde stengel met drie stengelbladen, wat indicatief is voor gevlekt ofwel bochtig havikskruid.
Onze streeplijst werd aangevuld met enkele typische stadsplanten zoals kransmuur, chia, nachtschone, slaapkamergeluk, kransgras en behaard breukkruid. Erna werden we getrakteerd op een portie groenten en fruit: dadels, tomaten, paprika, selderij, venkel en watermeloen passeerden de revue. In totaal vonden we drie watermeloenen tijdens de streeptocht!

Ons pad kruiste een magnoliazaailing waarvan de moederboom in de nabijheid stond. De moederboom had opvallende rode vruchten. Wat in het oog sprong is dat de bladen plots versmallen in een punt. Gelet op mijn beperkte kennis van magnolia’s poneer ik toch met enige voorzichtigheid een naam – Magnolia x soulangeana(?).
Hierna werden we verrast door een mooi maar eerder onopvallend grasje: satijngras (Muhlenbergia mexicana). Al lachend werd opgemerkt dat we hiervoor niet meer naar Mexico moeten afzakken. Dit gras is in ons land slechts van een handvol kilometerhokken gekend.
In een trambedding troffen we nog enkele nieuwe soorten aan zoals stijf hardgras, borstelkrans, Hongaars havikskruid en blauw walstro.
Na het middagmaal speurden we het resterende deel van het hok af in de buurt van de station naar zeldzaamheden en werden we verwend met onder meer Epilobium brachycarpum, Japanse munt, verschillende zaailingen van pluim-es en straatwolfsmelk.
We sloten de streeptocht af met verschillende pluim-es- en ginkgozaailingen alsook een ijle bermzegge en een windepijlstaart. Kortom, een geslaagde dag!
Zaterdag 30 september: Berchem
Gids & verslag: Karin Thiers - kilometerhok C4-37-11
Annick is eerst, zoals gewoonlijk. Speurend tussen de kasseien naar Mazus. Bloeit hij nog? Vandaag 30 september, een prachtige dag, onderzoeken we met FON het hok c4-37-11 in Berchem en het vlakbloempje is een leuke soort om de plantenspeurtocht mee te beginnen.
Al spoedig druppelen de andere floristen uit alle windhoeken binnen. Uit het westen: Pierre Van Vooren, Bart Mortier, Hilde Fontier, Geert Ranson, Willy Desmettre, René Maes en Joris De Rycke. Uit het zuiden Nico Wysmantel, André De Jonghe en Elly Vaes. Eenzaam uit het noorden: Luc Van Craen. Hoog bezoek uit Nederland: Nathalie De Somer. Van het thuisfront: Annick Ludwig, Robrecht Debbaut en Karin Thiers. En héél welkom, twee nieuwe gezichten: Yves Houben en Nathan Frenken (geen idee uit welke windhoek, ik hoop uit het oosten). Uiteindelijk zijn we met 17 deelnemers, een prima groepje. En voor velen is Erik Molenaar er ook bij.

GROENENHOEK
We vertrekken in het meest noordoostelijke puntje van het hok. Streper van dienst is de vingervlugge Elly. Het is de eerste keer dat ze een streeplijst ingeeft, maar ze doet het geweldig (waarvoor dank!). Ze zal ons regelmatig op de hoogte houden van de score: ‘al 187 soorten!‘ Uiteindelijk zouden het er 316 worden. We doen blokje rond in een paar gezellige straten met typische stadsflora zoals dalmatiëklokje, kransmuur, slaapkamergeluk, straatwolfsmelk en straatwalstro. Deze laatste, een nog steeds zeldzame soort, is duidelijk aan een opmars bezig. We gaan die soort op onze ronde nog een paar keer tegenkomen. Bij een stukje door werken omgewoelde grond ontdekt Luc een vreemd uitziend gras, gelijkend op duinriet, maar waarbij een kafnaald ver boven de kelkkafjes uitsteekt, en dat later als bosstruisriet wordt gedetermineerd. Verderop vinden we wit vetkruid, stinkend streepzaad (de rhoeadifolia-versie) en ronde ooievaarsbek.
Met een bang hartje van mijnentwege gaan we een stuk langs het ringfietspad. Een uitzwermend groepje plantenzoekers en aan hoge snelheid voorbij zoevende speed-pedelecs is geen ideale combinatie, maar we belanden heelhuids in een rustige straat met rode schijnspurrie en alweer straatwalstro tussen de straatstenen. De altijd vriendelijke René slaat een praatje met een politiecombi die stopt om te horen wat we daar uitspoken.
BERCHEM STATION en OUD-BERCHEM

Daarna klimmen we de trappen op van de oude loopbrug naar Berchem station. Boven wacht ons een onverwachte vondst: weidehavikskruid met bovengrondse uitlopers en sterharen aan de onderzijde van het blad. En dat boven het oorverdovende geraas van het verkeer op de Ring en voorbij-bulderende treinen ... Verderop staan ook ruige fijnstraal, klein glaskruid, kransgras en een paar uitstaande meldes met zeer fijne blaadjes die iedereen om de tuin leiden met hun strandmelde-achtig uiterlijk.
Beneden op het plein voor het station aangekomen worden we begroet door ijzerhard, Mariadistel en een enkele exemplaren ruige weegbree. André nam een grasje mee voor verder nazicht: "Het is een kruising tussen Schedonorus (Festuca) arundinacea en Lolium perenne (rietzwenkgras x Engels raaigras). x Schedolium holmbergii is een zeldzame hybride, die zoals de andere leden van de groep x Schedolium steriel is."
Aan de zijkant van het plein staat een kleine majer, die later ook door André thuis bestudeerd wordt: "De bladtop is dieper ingesneden en de gemeten breedte van de vrucht bedraagt 1,5 mm. Het is een Amaranthus blitum ‘emarginatus’."
In de keldergaten staat eikvaren spec. en tongvaren in overvloed. De Krijtstraat en Leemputstraat staan bekend om hun kasseiflora. We speuren en vinden kaal breukkruid, behaard breukkruid en straatwalstro (again …). Ook staan er bieslook en blauwe druifjes. Aan de andere kant van het station noteren we groot akkerscherm (waarschijnlijk ingezaaid) en verschillende zeldzame escapes zoals Delosperma cooperi en een witbloeiende Verbena die we voorlopig nog niet geïdentificeerd krijgen.
Ondertussen is het al ver voorbij de middag en we besluiten om het oranjeboompje links te laten liggen en iets te gaan eten. Onderweg zien we nog liggende ganzenvoet en hokjespeul.
CAFÉ TATI
Café Tati ligt op een mooi en rustig plein (vol met behaard breukkruid) met prachtige huizen aan de Victor Jacobslei, een welkome afwisseling voor het drukke verkeer aan de ring. Na een uurtje tafelen en genieten gaan we op weg naar de Wolvenberg. Onderweg zien we nog het rozet van geel duizendblad. De bladeren zijn vlak, geveerd en de deelblaadjes zijn weer verder ingesneden (niet nog eens geveerd). De plant is op vele delen viltig behaard.
WOLVENBERG

De Wolvenberg is een klein maar uniek natuurreservaat dat geprangd ligt tussen de Ring/spoorweg en de Singel. In oorsprong is het een restant van de 19de-eeuwse Grote Omwalling van de militaire vesting Antwerpen. Een fragment van de wallen, gracht en een kazemat is er bewaard gebleven. Van 2001 tot 2019 was Erik Molenaar conservator van dit gebied. Het reservaat wordt nu beheerd door Natuurpunt, maar door zijn ligging midden in de stad is er veel sluikstort en wordt het enorm overlopen. Desondanks is het prachtig en zou je op sommige plekken, aan het water, vergeten dat je midden in de stad bent. Hier neemt Joris even over om ons op de meest interessante route door het reservaat te loodsen. Beneden aan de vijver vinden we o.a. ruwe smele, moeraswalstro, en geschubde mannetjesvaren. Iets verder, onderaan de kazemat zijn onze floristen een tijdje zoet met een basterdwederik die uiteindelijk bleke basterdwederik blijkt te zijn. In een uitgedroogde poel staan er buiten slanke waterweegbree verschillende zegges: tweerijige, moeras- en valse voszegge. Boven in het nieuwe Brialmontpark vinden we verschillende struiken van valse indigo en bastaardhemelsleutel bij de vleet (Erik moest het weten!): een overblijfsel van de vroegere volkstuintjes.
Het is ondertussen al laat en Bart stelt voor om langs de andere kant van de ring terug naar de auto’s te gaan. We nemen de voetgangersbrug over de autostrade en belandden in een paar moestuintjes waar Euphorbia oblongata staat te verwilderen. Opnieuw gaan we een eind langs het ringfietspad. Deze keer blijft iedereen mooi aan de kant.
Rond 17u verdwijnen de floristen moe maar voldaan terug in alle windrichtingen. En Erik? Erik zag dat het goed was ...
Zaterdag 14 oktober: Ooigem
Gids & verslag: Pierre Van Vooren - kilometerhok E2-13-21
Vandaag inventariseren we kilometerhok E2-13-21, bestaande uit de omgeving van enkele veevoederfabrieken, kanaalboorden en voor de rest urbaan gebied.

Nog voor ik de afspraakplaats goed en wel bereikt heb, heeft Elly al het zeldzame stekelzaad (Lappula squarrosa) ontdekt en is druk bezig met het vast te leggen op de gevoelige plaat. Intussen bespreken we wie digitaal zal strepen, de vingervlugge Elly geeft die taak door aan onze voorzitter Geert, die zoals zal blijken, niet voor haar moet onderdoen als het op snelheid aankomt. Waarvoor dank uiteraard!
De grasperkjes rond Vanden Avenne zijn als het ware bezaaid met knopig doornzaad (Torilis nodosa). De soort geniet blijkbaar met volle teugen van het gevoerde maaibeheer om zich voort te planten en zich verder te verspreiden. Een trend die zich, zeker in het westen van het land, aan een razendsnel tempo voortzet de laatste jaren. Tot onze grote ontstentenis moeten we iets verder vaststellen dat de terreinen rond de fabrieken vakkundig doodgespoten en de bermen onvakkundig gemaaid zijn. Toch kunnen we nog bloeiende exemplaren van pluimgierst (Panicum miliaceum subsp. agricola) optekenen en verderop een flinke populatie van kleinbloemig kaasjeskruid (Malva parviflora).
De kanaalboorden herbergen, zoals verwacht, een oevervegetatie met o.a. kalmoes (Acorus calamus), waterzuring (Rumex hydrolapathum), moerasandoorn (Stachys palustris) …

Intussen is de voormiddag reeds voorbij en we genieten ’s middags van een gezellig maal om dan ’s namiddags het kanaal over te steken en de rest van het hok aan de overzijde te inventariseren. De brug over het kanaal herbergt in het smalle bermpje een bijzonder grote populatie van het reeds aangehaalde stekelzaad. Doch enkel op de oostzijde; langs de westkant werd geen enkel exemplaartje gezien.
Op de kanaalboord ontwaren we een eigenaardige uitgebloeide plant die van op afstand een duizendknoop lijkt (verdikkingen op de basis van de bladsteel) en met een blad dat aan wilg doet denken. Bij nader toezien blijkt er nog een vruchtje aan te hangen, wat ons in de richting van springzaad leidt. Uiteindelijk determineren we het als oranje springzaad (Impatiens capensis).
Intussen naderen we terug ons vertrekpunt en maken we nog een ommetje, waar Nathalie en André op een beektalud vrij gemakkelijk een roos op naam kunnen brengen, nl. Virginische roos (Rosa virginiana). De soort lijkt met nogal wat gemak uit cultuur te ontsnappen.
Als afsluiter ontdekken we nog een eigenaardige Asteraceae die bij nader toezien viltig kruiskruid (Senecio erucifolius) blijkt te zijn. Ondanks het weinig viltig aspect, zijn de lange, afstaande buitenomwindsels en de behaarde vruchtjes doorslaggevend voor de determinatie.
Aldus besluiten we de geslaagde tocht met 245 taxa.
Zaterdag 21 oktober: Varsenare
Gids & verslag: Hilde Fontier - kilometerhok C1-38-21

Op deze winderige herfstdag verzamelden we aan de kerk van Varsenare waar op de parking de eerste waarnemingen werden genoteerd. Vermits voor de namiddag veel regen werd voorspeld, trokken we eerst richting een nieuwe verkaveling met terreinen die al enkele jaren braak liggen. Daar noteerden we o.a. welriekende ganzenvoet (Dysphania ambrosioides), behaard breukkruid (Herniaria hirsuta), doornappel (Datura stramonium), goudbes (Physalis peruviana), grijze mosterd (Hirschfeldia incana), middelste duivenkervel (Fumaria muralis), wilde sorgo (Sorghum halepense), bleek cypergras (Cyperus eragrostis), paardengras (Ceratochloa cathartica), grote teunisbloem (Oenothera glazioviana), gestreepte teunisbloem (Oenothera x fallax) en zwarte toorts x koningskaars (Verbascum x semialbum).
De verkaveling wordt opgesplitst door een dreef die begrensd wordt door een sloot. Daar vonden we o.a. biezenknoppen (Juncus conglomeratus), bitterzoet (Solanum dulcamara), groot moerasscherm (Helosciadium nodiflorum), harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), grote wederik (Lysimachia vulgaris), waterpeper (Persicaria hydropiper) en dicht havikskruid (Hieracium vulgatum).
Ondertussen begonnen onze magen te grommen en verschenen er in de verte dreigende wolken. We besloten, terwijl het nog droog was, eerst het kerkhof te bezoeken vooraleer te eten. Onderweg konden we nog rood cypergras (Cyperus longus) toevoegen aan onze lijst en op het kerkhof steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) en tongvaren (Asplenium scrolopendrium).
We waren nauwelijks enkele minuten binnen in de zaak waar we ons middageten nuttigden toen het hard begon te regenen …. en het bleef de gehele namiddag regenen.

Na de maaltijd trokken we richting Gistelse Steenweg. Onderweg konden we onze lijst aanvullen met enkele typische stadsplanten zoals o.a. kransgras (Polypogon viridis), kransmuur (Polycarpon tetraphyllum), bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteoalbum), kleine zandkool (Diploxotaxis muralis), grote zandkool (Diploxotaxis tenuifolia) en ook knopig doornzaad (Torilis nodosa).
In de omgeving van de oude gewestweg zagen we o.a. bosaardbei (Fragaria vesca), boskortsteel (Brachypodium sylvaticum), bosveldkers (Cardamine flexuosa), bosviooltje spec. en zandzegge (Carex arenaria).
Daarna gingen we richting een villawijk. Onderweg werd nog straatwolfsmelk (Euphorbia maculata) opgemerkt en op een graspleintje o.a. grasmuur (Stellaria graminea), klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus), gewone zandmuur (Arenaria serpyllifolia), kleine leeuwenklauw (Aphanes australis), ruige veldbies (Luzula pilosa) en zandhoornbloem (Cerastium semidecandrum).
Verder konden we nog enkele verwilderde planten noteren zoals: dessertbladen (Malva verticillata), geel duizendblad (Achillea filipendulina), moederkruid (Tanacetum parthenium), nachtschone (Mirabilis jalapa) en vroege wolfsmelk (Euphorbia characias).
Al bij al konden we na een zonnige voormiddag en een uitgeregende namiddag een mooie streeplijst met 288 taxa voorleggen. Nogmaals werd bewezen dat er ook in het najaar nog heel wat te observeren valt.