In de broeihoop bloeit de hoop … dat het voorzichtig de goede kant uitgaat met de ringslang in ons land. Wat een broeihoop is? Zie het als een kraamkamer waar slangen hun eieren in leggen. Als het meezit, ontstaan broeihopen spontaan. Maar om de ringslang een zetje te geven, leggen Natuurpuntvrijwilligers er ook zelf aan.
In Natuurpark Rivierenland bijvoorbeeld. Daar werd 5 jaar geleden in deelgebied Mechels Broek de eerste ringslang uit de contreien waargenomen. Het lokale beheerteam trof ze aan in een grote hoop met vegetatieresten, daar opgestapeld na een reeks maaiwerken. Het bleek de perfecte broeihoop te zijn. Intussen zijn er drie extra broeihopen aangelegd in het gebied. Vandaag, we schrijven 28 oktober, mag ik mee om de laatste broeihoop uit te kammen, op zoek naar eventuele legsels. Uitkammers van dienst zijn Tom, Harald en Evert – alle drie met hark in de hand en zichtbaar begeesterd door de aanwezigheid van deze kronkelende schone zo dicht bij huis.
Broeihoop, niet broedhoop
Tom: “Twee jaar geleden hebben we hier voor de eerste keer broeihopen aangelegd. In een dynamisch rivierenlandschap dat vrij kan overstromen, ontstaan broeihopen spontaan door aangespoeld en opeengestapeld plantenmateriaal. Omdat die hopen nat zijn, beginnen ze op een gegeven moment te gisten. Zo ontstaat een chemisch proces dat warmte afgeeft – dat proces heet ‘broei’. Vandaar dat we spreken van een broeihoop en niet van een broedhoop. Best verwarrend natuurlijk, aangezien slangen er wel in komen broeden. De vrijgekomen warmte blijft gevangen binnen in de hoop en zorgt zo voor een constante temperatuur tussen de 25 en 30°C – ideaal voor slangen om hun eieren in te leggen. Omdat hier in het gebied niet zomaar plantenmateriaal aanspoelt, helpen we een handje.”
“De broeihopen die we zelf aanleggen, bootsen de natuurlijke situatie zo goed mogelijk na. Samengevat gaat het zo: eerst leggen we een basislaag van grote takken. Daar kunnen de slangen langs onder in kruipen. Daarbovenop leggen we kleinere takken, mulch en bladmateriaal. Centraal in de hoop plaatsen we paardenmest, die werkt als katalysator voor de broei. Vervolgens dekken we alles af met versgemaaid gras om het geheel luchtdicht te maken. Op het einde maken we de hoop kletsnat. Dat is echt cruciaal, want anders treedt de broei niet in. Bij onze eerste poging waren we dat vergeten – minder voor de moraal (lacht). Ook belangrijk: richt je broeihoop naar het zuiden, zodat de zon er goed op kan schijnen.”
In de staart
Tom: “Oktober is de ideale maand om de broeihopen open te kammen. Je zit al ver genoeg in het seizoen zodat potentiële eieren zijn uitgekomen, en het is nog warm genoeg zodat je geen overwinteraars kan aantreffen. Stel dat we de broeihopen niet zouden uitkammen, dan zouden er waarschijnlijk slangen of andere dieren in gaan overwinteren. Die wil je natuurlijk niet verstoren. Broeihopen aanleggen doe je best ten laatste eind maart: vanaf april gaan ringslangen op zoek naar broedplekken om hun eieren af te leggen.”
Twee van de drie broeihopen zijn vorige week al uitgekamd door de vrijwilligers, helaas zonder resultaat. Evert houdt de hoop echter in leven en attendeert ons erop “dat het in de staart kan zitten”. Er is dus – hoe waterig ook – een kans dat we vandaag alsnog een legsel vinden in de laatste hoop. Tevergeefs, na een demonstratie van het betere harkwerk moeten we vaststellen dat ook daar niets in zit. Tom: “Nochtans hebben alle hopen zeker in broei gestaan, want ze zijn helemaal verteerd. In deze hoop hebben we ook al eerder volwassen ringslangen aangetroffen. Dus de verwachting was er echt wel. Te meer omdat we hier vlakbij ook met zekerheid vijf verschillende jonge exemplaren hebben gezien. Dan denk je natuurlijk dat die uit deze broeihoop kwamen.”
Bever als bondgenoot
Dat er wel jonge ringslangen zijn gesignaleerd, maar geen legsels in de aangelegde broeihopen, heeft ook een positieve kant. Het kan erop wijzen dat de ringslang het hier op zichzelf weet te rooien. Ze heeft hier in ieder geval een ideaal leefgebied. Harald: “De vele poeltjes met hun rommelige oevers hier zijn ideaal. Proper water, voldoende vegetatie om zich in te verschuilen en genoeg voedsel: meer heeft de ringslang niet nodig. Ze jaagt altijd in de buurt van water, voornamelijk op amfibieën, soms ook op vissen.”
Fotograaf Wim vervelt even tot zijn hoedanigheid als vrijwilliger in het Mechels beheerteam en vult aan: “Eigenlijk heeft de ringslang veel aan de bever te danken. Die zit hier ook, en door zijn knaag- en bouwwerk zorgt die voor meer structuur en vernatting in het landschap. Daar profiteert de ringslang van. Beide soorten verspreiden zich ook op dezelfde manier: ze gebruiken kanalen en rivieren in ons land als snelwegen. Ze zijn hier waarschijnlijk geraakt via de Dijle en de Leuvense vaart, die in verbinding staan met het Mechels Broek.”
Plaatjes draaien
Het lijkt er dus op dat de ringslang voorzichtig de wind in de zeilen heeft. Al moeten we ons daar ook niet te veel bij voorstellen: hij staat nog steeds als kwetsbaar op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten. Toch denkt Tom dat het zinvol is om de maatregelen te herbekijken in het licht van de nieuwe situatie. “Ik stel me de vraag of we hier zelf broeihopen moeten blijven aanleggen. Eén hoop wil ik wel behouden met een informatieplakkaat ernaast, als educatief project. Maar verder denk ik dat het vooral zaak is om de populatie hier goed op te volgen. Dat kan eenvoudig door rubberen platen in het gebied te plaatsen. Die krijgen we van Natuurpunt Studie en worden gemaakt van oude transportbanden uit de grindsector.”
Evert: “Voor koudbloedige ringslangen is zo’n rubberen plaat de ideale plek om op te warmen. Door hun donkere kleur vangen de platen snel warmte op als de zon erop schijnt, en ze houden die ook lang vast. Bijkomend voordeel: als een ringslang zich onder zo’n plaat nestelt is ze meteen beschermd tegen roofdieren – reigers, ooievaars, steenmarters en vossen hebben allemaal ringslang op hun menu staan. Door geregeld de rubberen platen om te draaien, kan je dus heel gericht op zoek naar ringslangen in het gebied.”
Volstrekt ongevaarlijk
Wat is de kans voor de doorsnee wandelaar om een ringslang tegen het lijf te lopen, wil ik nog graag weten. Harald: “Ik heb er toch oog voor en ik heb hier eigenlijk nog nooit een ringslang gezien.” Tom: “Op de dijken die door het gebied lopen, maak je de meeste kans als je aandachtig bent. Maar het zal toch om een toevalstreffer gaan. Als het gebeurt, maak je dan vooral geen zorgen. Hoewel een volwassen exemplaar met 1,20 meter de grootste slang van België is, is de ringslang niet giftig voor de mens en dus volstrekt ongevaarlijk.” Met andere woorden: prijs jezelf vooral gelukkig als je er een ziet.
Slangengarantie
Met 100% zekerheid een ringslang spotten tijdens je wandeling door Natuurpark Rivierenland? Het kan, en meteen een joekel van een exemplaar. Langs de Animalinasroute vind je op de Thiebroekvaart in Mechelen een prachtige muurschildering van kunstenaar Dzia. Wie de hele route aflegt – maar liefst 100 km – passeert nog 41 andere werken, allemaal van dieren en planten die in het gebied leven. Aanrader!

Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief