Afbeelding
Gewone pendelvlieg
Leo Janssen

Weersextremen en het effect op zweefvliegenpopulaties in Vlaanderen

23 okt 2024
Categorieën
Natuurbericht

De insecten in Europa gaan er al decennialang op achteruit. Klimaatverandering en weersextremen beïnvloeden hun populaties en ecologische functies. In de soortgroep van zweefvliegen leidde de aanhoudende regen in 2024 tot een daling van Syrphinae-populaties door minder bladluizen, terwijl aquatische Eristalinae juist profiteerden van de natte omstandigheden. Om deze trends beter te begrijpen, is er nood aan een gestandaardiseerde monitoring van bestuivers in Vlaanderen.
 

Insecten in Europa gaan al decennia drastisch achteruit waardoor voedselpiramides en bestuivingsdiensten onder druk komen te staan. De redenen voor de achteruitgang zijn divers, maar de laatste paar jaren is er onmiskenbaar een grote invloed van weersextremen. Veel aandacht gaat naar de gemiddelde weersveranderingen, bijvoorbeeld de gemiddelde stijging van de temperatuur, maar er lijkt in het bijzonder een grote impact van weersextremen en van de toenemende duurtijd van bepaalde weersystemen. Een goed voorbeeld zijn de lange droogtes van de voorbije jaren, waardoor bijvoorbeeld zweefvliegen van zowel natte natuurtypes als van heidegebieden grote klappen kregen. Sinds eind 2023 maken we het tegenovergestelde mee: ondertussen is het al 12 maanden op rij natter dan gemiddeld. De vraag is wat dit betekent voor onze insecten, en met name voor onze zweefvliegen?

Zweefvliegen onder druk

Door het opmaken van Rode lijsten bepalen we de toestand van onze natuur. Voor zweefvliegen in Vlaanderen weten we zo dat 44% van de soorten nu is uitgestorven of op één andere manier wordt bedreigd. Maar deze trends zijn gebaseerd op aan- of afwezigheden, en niet op aantallen. Het is belangrijk om op een systematische manier de soorten die we zien, te tellen. Zo is er een waarnemer die ondertussen al 17 jaar lang elke zweefvlieg telt in een natuurlijke tuin in Tessenderlo (prov. Limburg, België) waardoor ook trends in aantallen zichtbaar worden. Om trends te bestuderen is het handig om de soorten te groeperen. De twee grootste groepen binnen onze zweefvliegen zijn de Syrphinae (meestal kleinere, vaak wespachtige zweefvliegen waarvan de larven bladluizen eten) en de Eristalinae (doorgaans grotere, vaak bij- of vliegachtige zweefvliegen met larven die in water of in planten leven). Wanneer we de laatste 5 jaar bekijken, dan is de proportionele verhouding tussen beide groepen doorgaans in het voordeel van de Eristalinae, behalve in 2022 (Figuur 1). Door de droogte waren er toen relatief minder Eristalinae, maar er waren vooral enorme aantallen van Syrphinae, wat vooral te wijten was aan één soort: de bosbandzweefvlieg Syrphus torvus. Dit komt doordat afwisselende periodes van droogtes en neerslag tot grote uitbraken van bladluispopulaties kunnen leiden, waardoor één of enkele soorten Syrphinae enorme populaties kunnen opbouwen. Dit lijkt goed nieuws voor deze soortgroep, maar Syrphinae die larven hadden tijdens de droogte zelf krijgen net enorme klappen. Het zijn vaak maar enkele vrij algemene, weinig kieskeurige soorten met meerdere generaties per jaar die profiteren. Al is niet zeker of ze er echt beter van worden. Hun populaties worden immers instabieler, met enorme pieken maar evenzeer enorme dalen die elkaar opvolgen. De enorme terugval na zo een uitbraak is mogelijk te wijten aan een opstoot van parasitaire wespjes die de zweefvliegenlarven doden (in overeenstemming met de Lotka-Volterra modellen voor predator-prooi cycli).
 

Afbeelding
Aantallen zweefvliegen van jaar tot jaar
Frank Van de Meutter
Totaal aan Syrphinae en Eristalinae gedeeld door het aantal waarnemingsdagen (gestandaardiseerde jaarsom, links) en relatief percentage van Eristalinae en Syrphinae (rechts).

Wat was het  gevolg van de aanhoudende hoge neerslag in 2024? 

Lange periodes van regen zijn nefast voor bladluizen, waardoor de voortplanting haperde en grote populaties van Syrphinae uitbleven. Het beeld bij Eristalinae was wellicht wat gemengd. Soorten met larven die leven in plantenweefsel profiteren mogelijk van dit natte jaar, indien hun voedselplanten gebaat zijn bij dit soort weer. Dit zullen we volgend jaar kunnen evalueren, en zal wellicht een gemengd beeld geven. De overleving van larven van Eristalinae met aquatische larven was wél hoog, en dat liet zich dit jaar al merken. Hun habitats droogden niet uit en er waren grotere oppervlaktes water en moeras dan normaal. Dit leidde in 2024 tot enorme aantallen pendelvliegen (Helophilus) en vooral bijvliegen (Eristalis; zie foto hieronder). Doordat bijvliegen groot en opvallend zijn leek het zelfs dat er veel meer zweefvliegen waren dan in andere jaren! Bloemschermen van berenklauw of wilde peen zaten vaak afgeladen vol. Al speelt hier mogelijk nog een ander effect. Wanneer de bodem uitdroogt wordt het voor deze bloemen moeilijk om nectar te produceren, vooral tijdens de warme middaguren. Wanneer de bodem vochtig blijft stelt dit probleem zich niet, en produceren ze waarschijnlijk meer en langer nectar, waardoor er meer insecten op de bloemen zitten. 

Afbeelding
Kegelbijvliegen
Geoffrey Lamour
Bijvliegen waren er dit jaar wél massaal.

 

Tekst: Frank Van de Meutter, Kevin Maebe (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) en Wout Opdekamp (Natagora)