Afbeelding
Rugstreeppad
Rudmer Zwerver/Saxifraga

Warm 2020 bekeken vanuit kikkerperspectief

25 jan 2021
Categorieën
Natuurbericht

Veel soorten kregen het zwaar te verduren in 2020, het warmste jaar ooit sinds de start van de metingen in 1831. Het was erg warm, maar het werd ook erg droog. Hoe gingen hagedissen, slangen, maar vooral kikkers, padden en salamanders hier mee om? 

Een (te) warme winter

Met temperaturen ver boven de normale waarden bestempelt het KMI de winter 2019-2020 als ‘warm’, gemiddeld zelfs bijna drie graden warmer dan normaal. Toch leidde dat niet tot ongewoon veel amfibieën of reptielen die erg vroeg uit hun winterslaap ontwaakten. Hier en daar wat watersalamanders en een vroege pad of kikker die al in januari aan de voorjaarstrek begonnen, maar zulke ‘vroege vogels’ zijn er ook in koudere winters. Op dat vlak leek alles normaal. Warme wintertemperaturen zorgen er waarschijnlijk wel voor dat kikkers en amfibieën niet in volle winterrust (kunnen) gaan of nu en dan uit hun winterslaap ontwaken wegens ‘te warm’. Een verstoorde winterrust kan erg nadelige gevolgen hebben doordat hierdoor een deel van de opgeslagen vetreserves te vroeg of te snel wordt verbruikt. Mogelijk leidt dit ertoe dat kikkers, padden en salamanders in een niet-optimale lichaamsconditie aan het voortplantingsseizoen beginnen, dat er minder eitjes van een mindere kwaliteit worden afgezet, wat kan leiden tot minder (levenskrachtige) larven. Zo’n negatieve spiraal zou op korte termijn een significante impact kunnen hebben op populaties. Erg interessant én onrustwekkend. Vandaar dat het zeer de moeite loont om deze eventuele gevolgen van (te) warme winters nauwlettend in het oog te houden.

Verschuivingen in de kalender

De paddentrek startte in 2020 vroeg. De startdag wordt jaarlijks berekend. Dit is de dag waarop 5% van alle amfibieën die bij overzetacties werden geregistreerd, werd gehaald. In 2020 was dat 5 februari. Samen met 2004, is dit de vroegste startdag die in Vlaanderen ooit werd opgetekend. De voorbije 30 jaar is deze ‘5%-startdag’ gemiddeld één dag om de twee jaar vervroegd (Figuur 1). Jammer genoeg moesten de overzetacties in 2020 vroegtijdig stoppen door de verplichte lockdown vanaf 15 maart, al zat het grootste deel van de heentrek er toen al op.


Afbeelding
grafiek HYLA

Figuur 1: Startdatum (dag waarop 5% van het totaal aantal dieren van dat jaar werd overgezet) van de paddenoverzetacties voor de afgelopen 30 jaar.

Ook voor de adder hebben opeenvolgende jaren van warmte en droogte ervoor gezorgd dat er wat bewoog in de kalender. Het ‘vroegterecord’ qua geboortedatum van de eerste baby’s sneuvelde opnieuw. Ook de datum waarop jaarlijks de eerste mannetjes worden gezien, ligt de afgelopen tien jaar gemiddeld meer dan een week vroeger dan in de periode van 2000 - 2010.

Nieuwe uitbraak van salamandervretende schimmel

Sinds 2016 werd er geen uitbraak meer gerapporteerd van Batrachochytrium salamandrivorans, de salamandervretende schimmel die al herhaaldelijk zorgde voor massale sterfte van vuursalamanders. Maar in januari 2020 werden we wakker geschud toen in de Luikse gemeente Olne tientallen dode vuursalamanders werden gevonden die besmet bleken met de schimmel. Het blijft dus absoluut nodig om waakzaam te zijn en het hygiëneprotocol strikt te volgen wanneer je leefgebieden van amfibieën bezoekt. Voorlopig bleven de Vlaamse vuursalamanderpopulaties gespaard. Hopelijk blijft dat ook zo.

Stijgers en dalers

Sinds 2004 rukt de muurhagedis op in Vlaanderen. De verspreiding van de soort wordt, met het opwarmend klimaat als ondersteunende factor, gefaciliteerd door transport per trein. De voorbije warme zomers hebben gezorgd voor een optimaal voortplantingsseizoen. Lokale populaties kunnen zich hierdoor jaarlijks verder uitbreiden. Zo wordt de muurhagedis meer en meer een soort waar we rekening moeten mee houden in het Vlaamse landschap.

Ook de boomkikker lijkt de warmte en droogte goed te verteren. De voortplanting begint wat vroeger dan voorheen en door het warme water verloopt ook de ontwikkeling - van eitje tot gemetamorfoseerde larve - wat sneller. Dat er in de zomer poelen droogvallen waardoor een aantal larven niet tijdig kan metamorfoseren en sterft, lijkt voorlopig geen groot knelpunt. In Limburg blijft de soort nieuwe leefgebieden koloniseren. In het Zwin lijkt de populatie te stagneren. In het buitengebied blijft het aantal roepers nog verder stijgen. De boomkikker zit dus nog steeds in de lift.

Maar met de heikikker gaat het slecht. De droge zomers van 2018 en 2019 hebben er bij deze soort stevig ingehakt, met een catastrofale dip in het aantal legsels in 2019 en 2020 als gevolg. Om de soort te redden, moet bij inrichting en beheer in gekende populaties vol de kaart van vernatting getrokken worden, zeker wanneer blijkt dat warm en droog het nieuwe normaal zijn geworden. Vocht is ook voor de reptielen die op de heide hun thuis vinden van levensbelang.

Zelfs soorten waarvan populaties, door hun hogere levensverwachting, minder snel te lijden hebben onder enkele slechtere voortplantingsseizoenen, kunnen het zwaar krijgen. In vuursalamanderhabitat vielen poelen,  grachten  en zelfs kwelgevoede beken vroegtijdig droog in de lente en geraakten ze niet tijdig opnieuw gevuld tijdens de droge herfst van 2020. Lokaal werd vastgesteld dat afzet van larven pas na de regen van eind januari van start kon gaan, terwijl de drachtige vuursalamanderwijfjes al sinds september op zoek waren naar water. De vuursalamander kan in het wild ouder dan 15 jaar worden en kan dus sporadisch een slecht voortplantingsseizoen verdragen. Structurele droogte kan zeker een nieuwe bedreiging vormen!

Droogterust

Ook andere amfibieën en reptielen zien af door de droogte. Op verschillende plaatsen in Vlaanderen bood zelfs de winter van 2019-2020 niet genoeg vernatting om een klets water in voortplantingspoelen te krijgen. Grondwaterstanden staan in veel gebieden al twee jaar lager dan normaal en natuurlijke bronnetjes drogen uit. Ook wanneer de dieren aan land zitten, kan droogte ervoor zorgen dat de dieren tijdelijk in droogterust moeten gaan. Tijdens zo’n droogterust worden alle vitale functies op een laag pitje gezet zodat die ongunstige droogteperiode overbrugd kan worden. Maar van zodra een amfibie in droogterust gaat, worden ook de vetreserves niet meer aangevuld waardoor hij mogelijk met een te geringe vetreserve de winter moet ingaan. 


Afbeelding
Adder Loic Van Doorn

Een adder in een pol pijpenstrootje. Vegetatiestructuur en de bijhorende vochtgradiënten zijn tijdens hete zomers van levensbelang voor vele reptielen en amfibieën. Natuurbeheer dient hier rekening mee te houden, zeker in heidegebieden (foto: Loïc Van Doorn).

Noodmetamorfose

Februari en maart waren iets natter dan de 20-jarige gemiddelden van 1981-2010, en dat was hoognodig om in verschillende regio’s het grondwaterpeil terug op niveau te krijgen. Maar april en mei waren resp. droog en zeer droog. Hierdoor kregen de amfibielarven, waarvan normaal gezien een groot deel aan land gaat in de periode april-juni, het op een aantal locaties lastig om tijdig hun waterfase te vervolledigen en aan land te gaan. De meeste amfibieën kunnen bij snel dalende watertafels overgaan tot een versnelde ‘noodmetamorfose’. Wellicht triggert een stijgende temperatuur van het dalende water die versnelde ontwikkeling, waarna de dieren als  kleinere (dan gemiddeld) juvenielen aan land kruipen. Dit biedt echter slechts beperkt soelaas. Een noodmetamorfose kan een extreme daling van de watertafel immers niet altijd compenseren. In zo’n geval leidt een snel uitdrogende poel tot een grote sterfte bij de larven. Bovendien zijn juvenielen die een noodmetamorfose hebben ondergaan vaak een pak kleiner en minder doorvoed dan normaal ontwikkelde juvenielen, waardoor hun overlevingskansen op het land een pak lager liggen. Ontsnappen aan droogte is dan ook geen sinecure en niet zonder gevolgen.

De laatste kans

Zeven van onze inheemse amfibiesoorten (heikikker, poelkikker, boomkikker, rugstreeppad, knoflookpad, vroedmeesterpad en kamsalamander) en twee reptielen (gladde slang en muurhagedis) vallen onder de Natura2000-wetgeving van de Europese Unie. Voor elk van deze soorten, met uitzondering van de muurhagedis, werd in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), een soortbeschermingsprogramma (SBP) opgemaakt om een gunstige staat van instandhouding (SVI) te behouden/verkrijgen. Voor een aantal van deze soorten is daarvoor ondertussen de kaart van de laatste kans getrokken: het kweken van de soorten in gevangenschap om de nakomelingen dan uit te zetten in gebieden waar de soort nog stand houdt, of niet (meer) voorkomt. Sinds 2019 wordt de vroedmeesterpad gekweekt door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in de kwekerij voor aquatische fauna te Linkebeek. In 2020 werd daar ook een kweekprogramma voor de knoflookpad opgestart. Deze maatregel wordt gezien als het laatste middel om deze soorten te redden in Vlaanderen. Knoflookpad en vroedmeesterpad komen op nog slechts enkele kleine, geïsoleerde plekken voor, waardoor genetische verarming na verloop van tijd zijn tol begint te eisen. Daarnaast kunnen deze soorten niet op eigen kracht andere geschikte gebieden bereiken, waarvoor de tussenkomst via een kweek- en uitzetproject een uitweg kan bieden. Op hoop van zegen.

Tekst: Loïc van Doorn, Jeroen Speybroeck, Peter Engelen, Bert Vandebosch & Sam Van de Poel (Hyla, de amfibieën- en reptielenwerkgroep van Natuurpunt)