De sleedoornpage is één van onze meest mysterieuze dagvlinders. Hij gaat niet snel op bloemen zitten en wordt daarom weinig gezien. Je kan hem het best opsporen door in de winter naar eitjes te zoeken. Het is een wijdverbreide soort in Vlaanderen, zij het in sterke mate gebonden aan zwaardere bodems (Leemstreek). Vorige zomer gebeurden er enkele opmerkelijke waarnemingen van sleedoornpages in de Antwerpse Kempen en het Noorden van Vlaams-Brabant. Betekent dit dat deze vlinder stilaan ook de zandgronden gaat koloniseren?
Zoals zijn naam doet vermoeden is de sleedoornpage (thecla betulae) in sterke mate gebonden aan sleedoorn. Ook andere struiken of bomen uit hetzelfde genus (Prunus) worden soms als voedselplant voor de rupsen gebruikt. In zowat alle stadia is de sleedoornpage sterk afhankelijk van deze plant. De volwassen vlinders gebruiken namelijk vooral honingdauw als voedselbron: dat is een zoete afscheiding die bladluizen produceren. Die honingdauw bevindt zich op allerlei bladeren, vaak bovenin struiken. De vlinder leeft dus een verborgen bestaan. De sleedoornpage overwintert als ei. Voor een geoefend oog is het speuren naar eitjes in de winter een efficiëntere manier om de vlinder in kaart te brengen dan door in augustus op zoek te gaan naar rondfladderende exemplaren: daarvoor heb je een flinke portie geluk nodig.
De sleedoornpage komt voor in het zuiden van de provincies West- en Oost-Vlaanderen, in grote delen van Vlaams-Brabant en in het zuid-oosten van Limburg. Op de rode lijst van 1999 werd hij nog als bedreigd beschouwd, maar momenteel is hij opgenomen in de categorie: ‘momenteel niet in gevaar’. De verspreiding van de sleedoornpage is de voorbije decennia beter opgevolgd dan ooit tevoren. Uit die verspreiding leren we alvast dat de aanwezigheid van een voedselplant voor de rupsen (zoals sleedoorn) niet volstaat voor de aanwezigheid van de vlinder. Sleedoorn is een wijdverspreide plant, de sleedoornpage is een pak zeldzamer. Zo lijkt de sleedoornpage zandgronden te mijden.
Tot de zomer van 2019. Toen werden exemplaren waargenomen in Nijlen, Kessel en Berlaar bij Lier evenals in Tremelo. Die waarnemingen zijn beperkte voorposten op het gekende verspreidingsgebied, dat zich vooral ten zuiden van de lijn Mechelen-Aarschot-Diest bevindt. Het zou de moeite lonen om de komende weken op zoek te gaan naar de eitjes, om na te gaan of die zwervers ook geleid hebben tot nieuwe vestigingen. Het is dus afwachten of we deze soort ook vaker in de Kempen gaan zien. Heb je zelf een sleedoorn in je tuin of in je buurt? Zeker de moeite om af te speuren!
Eitjes van de sleedoornpage zitten vaak in de takoksels van jonge twijgen (foto: Ilf Jacobs).
Uit Nederland bereiken ons dan weer weinig hoopvolle berichten: op diverse locaties wordt gewag gemaakt van extreem lage aantallen sleedoornpage-eitjes. Was 2019 een rampjaar voor deze soort? Uit rondvraag bij actieve vlinderaars komt geen eenduidig beeld naar voren. Terwijl er in de Westhoek nauwelijks eitjes gevonden werden (in de lijn van de Nederlandse berichtgeving), stevent men in de regio Zemst net af op een recordjaar: daar liggen de aantallen dus veel hoger!
Wil je zelf ook meezoeken naar die eitjes? Ga eens op stap met ervaren vlinderliefhebbers. Dat kan nu zondag 2 februari in Zemst en op zondag 9 februari in Kanne.
Tekst: Wim Veraghtert m.m.v. Daan Van Eenaeme.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief