Afbeelding
Leo Vaes

Kunnen vlinders om met extreem weer?

25 nov 2016
Categorieën
Natuurbericht

Al in 2008 werd in de Climatic Risk Atlas of European Butterflies voorspeld hoe verspreidingsgebieden van dagvlinders zullen verschuiven of inkrimpen. Maar over de impact van extreme weersomstandigheden zoals hitte of overvloedige neerslag was nog maar nauwelijks iets geweten. Een recente Britse studie werpt daar nu licht op.

In Vlaanderen heeft het warmteminnende Kaasjeskruiddikkopje intussen vaste voet aan de grond gekregen: deze vlinder breidt zijn areaal uit omdat de gemiddelde temperaturen in Vlaanderen geleidelijk aan oplopen. Maar naast die gemiddelde temperatuur brengt klimaatverandering ook meer extremen met zich mee: denk maar aan de recordhoeveelheid regenval in juni of de hittegolven in augustus en september van dit jaar. Ook die onaangename periodes moeten vlinders overbruggen. Zijn ze daartoe in staat? En in welke stadia zijn ze het meest kwetsbaar?

Om die vragen te beantwoorden vergeleken Osgur McDermott Long en z'n collega’s de populatietrends van 41 soorten dagvlinders met de Engelse weergegevens over een periode van 37 jaar. Daaruit kwam naar voren dat voor 29 soorten die één generatie per jaar kennen (de zogenaamde univoltiene soorten) het volwassen stadium het meest kwetsbare is. Ongewone koudegolven tijdens de vliegperiode blijken nefast, evenals ongewoon zachte winters voor de soorten die als volwassen vlinder overwinteren.

Omgekeerd betekent abnormaal warm weer tijdens de vliegperiode niet noodzakelijk dat de vlinders er goed bij varen. Slechts bij 21% van de univoltiene soorten had een hittegolf doorgaans een positief effect op de populatie. Soms profiteren poppen van buitengewoon warm weer, maar ook dat verschilt van soort tot soort. Zware regenval is over het algemeen nefast, en dat geldt sterker voor poppen dan voor volwassen vlinders. Ook rupsen zijn niet gebaat bij overvloedige regen.

Bij soorten met meerdere generaties per jaar (multivoltiene soorten) is het plaatje minder eenduidig: zij kunnen kwetsbaar zijn in alle stadia. Uitzonderlijke droogte, vooral in voorjaar en (voor)zomer, wanneer die soorten zich in het rupsstadium bevinden, blijkt doorgaans nefast. Zachte winters leiden tot minder vlinders, terwijl extreme koude in de winter doorgaans een positief effect heeft op de vlinderpopulaties (en dat zowel voor uni- als multivoltiene soorten).

Robuustere populaties zijn minder kwetsbaar

Dat hieruit belangrijke lessen te trekken zijn voor de vlinders in Vlaanderen, is duidelijk. Zo stellen we vast dat lokale vlinderpopulaties in Vlaanderen – en dat geldt zeker voor de zeldzamere soorten- klein en geïsoleerd zijn. In het versnipperde Vlaamse landschap is er voor vlinders maar weinig ruimte. Precies populaties die klein zijn en vaak genetisch niet erg divers, zijn dus bijzonder kwetsbaar. In populaties met een hoge genetische diversiteit is de kans groter dat ze individuen herbergt die wel om kunnen met extreme omstandigheden. Is dat niet het geval, dan is de kans op lokaal uitsterven groter.


Afbeelding
rs44009_img_6081b.jpg

De Gentiaanblauwtjes van Het Hageven danken hun overleven tijdens dit kletsnatte voorjaar aan de uitgestrektheid en variatie van het gebied. (foto Kevin Feytons)

Bovendien is de overlevingskans groter als leefgebieden voor vlinders groot en robuust zijn. Het natuurgebied Het Hageven in Neerpelt is één van de weinige locaties waar het sterk bedreigde Gentiaanblauwtje voorkomt. Dankzij eitellingen wordt de lokale vlinderpopulatie er jaar na jaar opgevolgd door lokale vrijwilligers. Dit jaar kreeg het natuurgebied te kampen met uitzonderlijke regenval begin juni. Delen van de natte heide waar het zeldzame blauwtje voorkomt, stonden onder water. Uit de eitellingen in augustus bleek dat in die delen van het gebied de Gentiaanblauwtjes letterlijk verdronken zijn (als rups). Maar andere, drogere delen van het gebied, waar in voorgaande jaren weinig blauwtjes voorkwamen, boden dit jaar redding.

Het aantal Gentiaanblauwtjes in het Hageven lijkt status quo in vergelijking met vorig jaar, al zijn er enorme verschuivingen binnen het natuurgebied zelf (van nat naar droog). Juist en enkel omdat het Hageven een uitgestrekt natuurgebied is met tal van gradiënten, kon het Gentiaanblauwtje er het rampweer overleven. Anders was het risico op uitsterven reëel geweest.

Erbarmelijk nachtvlindernajaar

En hoewel het onderzoek zich uitsluitend richtte op dagvlinders, ligt het in de lijn van de verwachting dat ook bij nachtvlinders soortgelijke effecten vast te stellen zijn. Zo zien we in heel Vlaanderen (en Nederland) dat de najaarssoorten onder de nachtvlinders een erbarmelijk slecht jaar kennen. Wachtervlinder, Bruine herfstuil en Bosbesuil werden in september-oktober 2016 nauwelijks gemeld. Alle drie bevinden ze zich in juni in cocon onder de grond: wellicht is de plotse toename van de bodemvochtigheid hen fataal geworden.

Het reilen en zeilen van Gentiaanblauwtjes, Geelsprietdikkopjes en een resem dag- en nachtvlinders komt komende zaterdag 26 november aan bod op de Vlinderstudiedag in Mechelen. 200 vlinderliefhebbers blazen dan verzamelen voor een dag met lezingen en workshops.

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto: Leo Vaes, Kevin Feytons