Afbeelding
Tuin Sint-Pietersabdij
Stad Gent

Een ontdekking in een binnentuin: bodemfauna in tuin Sint-Pietersabdij weerspiegelt verleden

21 mrt 2025
Categorieën
Lokaal nieuws
Organisatie

Op woensdag 23 augustus 2023 kwam ik na drie kwartier fietsen eindelijk aan op mijn bestemming, de binnentuin van de Sint-Pietersabdij. Aan mijn fiets hing een zware kar, vol materiaal dat ik nodig zou hebben voor mijn onderzoek. Plastic potjes, houten dakjes en liters koelvloeistof. Het Nobele Doel: bodemorganismen in kaart brengen. 

Onderzoek op het snijpunt van natuur en cultuur

Als je van Gent bent, ken je die binnentuin waarschijnlijk maar al te goed (als je hem niet kent, moet je zeker eens op bezoek gaan!). Het is een oase van rust in het centrum van Gent. Maar zeg nu zelf, op deze plek verwacht je geen hoge biodiversiteit of natuurwaarde. De tuin is duidelijk ingericht voor recreatie en met oog op het behoud van zijn historische waarde, met fruitbomen, een wijngaard, en een kleine kruidentuin. Hij is dan ook deel van een historische site, die beheerd wordt door de Dienst Historische Huizen van Stad Gent. Hoe kwam ik er dan op om deze plaats zo intensief te gaan bemonsteren voor mijn thesis?

De samenwerking met de dienst Historische Huizen kwam voort uit de transdisciplinaire werking van de Stadsacademie, waar ze verschillende disciplines met elkaar én met maatschappelijke actoren verbinden. Dan was er ook mijn interesse voor sociaal en maatschappelijk geëngageerd wetenschappelijk onderzoek en een passie voor alles wat natuur-cultuur, sociaal en ecologisch, mens en meer-dan-mens verbindt, die mij en mijn thesisbegeleiders ertoe brachten om een moeilijke vraag op te werpen: ‘Hoe leeft de geschiedenis van deze plek door in zijn biodiversiteit vandaag?’ Om die vraag te beantwoorden, moet je natuurlijk bij onze vrienden de bodemorganismen zijn: pissebedden, duizendpoten, miljoenpoten, slakken, ... Deze soortgroepen zijn nogal aan de trage kant en doordat ze niet zo snel ergens geraken, geeft hun aanwezigheid informatie over de ecologische toestand over een lange tijdschaal. 

Hoe pak je dat aan?

51 bodemvallen stonden verspreid over de tuin, en hun inhoud werd geleegd na twee en vier weken (figuur 1). Ze waren zo opgesteld dat alle verschillende plekken (of subhabitats) in de tuin bemonsterd werden. 51 valletjes voor iets meer dan een hectare lijkt misschien wat overdreven, zeker als je weet dat er normaal gezien maar een paar valletjes per hectare gezet worden. Maar dat bleek helemaal niet overdreven! Na de bemonstering volgden voor mij ellenlange dagen beestjes sorteren, een echt hoofdpijnwerkje. En daarna brachten een van mijn promotoren en diverse collega’s nog eens ellenlange dagen beestjes op naam. 

Speciale vondsten!

Toen kwamen de resultaten eindelijk binnen. Er werden maar liefst zeven zeldzame soorten gevonden: de zwartstip, de grote bladkruiper, de stompe kronkel, de kalkribbel, de breedkopaardkruiper, de bleke bodemkrapspin, en als laatste de brede pissebed (daarover later meer). Van enkele van deze soorten werd er maar één individu gevonden, enkele anderen kwamen drie of vier keer voor. Mochten er minder bodemvallen gestaan hebben, dan waren deze soorten misschien niet eens gevonden! Al deze soorten verkiezen menselijke habitats. Ze zijn dus gespecialiseerd om te leven in een omgeving die sterk door mensen is beïnvloed (in vaktermen worden deze soorten ‘synantroop’ genoemd). Ze zijn bijvoorbeeld afhankelijk van stenen muren of oude stallen. In ons landschap is veel veranderd de laatste decennia, ook in onze manier van wonen. De oude hoeves en stallen waar deze soorten zich goed voelden, zijn veelal verdwenen uit de stad, en daarom is de Sint-Pietersabdij nu zo'n bijzonder habitat. Kort daarover: historisch onderzoek wees nochtans uit dat de tuin helemaal niet zo constant is geweest doorheen de geschiedenis. In de tijden dat de abdij effectief een abdij was, werden er meerdere gebouwtjes in opgetrokken, die dan later weer afgebroken werden. Na de Franse Revolutie werd de abdij onteigend en kwam er een militaire kazerne. Ook in deze periode werden er veel gebouwen gezet: een gevangenis, latrines en, jawel, stallen (figuur 2). Er bleef nog maar een klein stukje houtig groen over. Na de Tweede Wereldoorlog begon de stad Gent met het afbreken van deze gebouwen en het herinrichten van de tuin naar de toestand van vandaag.

Deze bevindingen stellen ons voor een nieuwe vraag: zijn de soorten hier gebleven gedurende deze woelige militaire periode? Of zijn ze later gearriveerd, en hoe dan? Van één soort hebben we alleszins een groot vermoeden: de brede pissebed (Porcellio dilatatus, figuur 3), zeer zeldzaam in België en sterk gebonden aan oude stallen. Deze soort is hier waarschijnlijk altijd gebleven en heeft het ongetwijfeld naar zijn zin gehad in de kazerne-tijd!

De rest van de bodembewonende gemeenschap

We vonden natuurlijk ook nog veel andere soorten: in totaal 78 soorten pissebedden, miljoenpoten, slakken, spinnen, hooiwagens en duizendpoten! Het grootste deel van deze soortgroepen zijn weinig mobiel, behalve de spinnen, die zich laten meedrijven op de wind. Dit grote aantal immobiele soorten (en ook de aanwezigheid van zeldzame synantrope soorten) wijzen op het effect van de geschiedenis van het landgebruik. Was dit een nieuw park geweest, na bijvoorbeeld een recente ontharding, dan waren deze soorten waarschijnlijk niet gevonden. Met de verzamelde data konden we ook de spreiding en patronen van bodembewonend leven doorheen de tuin onderzoeken. Er kunnen grofweg drie grote zones worden afgelijnd: de ruïne, de beboste stukken, en de meer open habitats, zoals het gazon en de wijngaard. Uit de analyse bleek dat de gemeenschappen van elke zone effectief verschillend waren. Zoals in figuur 4 te zien is, zijn er bijvoorbeeld bij de pissebedden eerder koudeminnende en eerder warmteminnende gemeenschappen. Bij de ruïne leefde een eerder warmteminnende gemeenschap van droogteresistente soorten. Deze zijn in de winter aan stenen muren gebonden om zich te kunnen beschermen tegen de kou. In de beboste stukken leefde eerder een droogtegevoelige, koudeminnende gemeenschap. Het is duidelijk dat ook in een kleine tuin als deze er verschillende habitats en gemeenschappen bestaan. 

Bij dit hele positieve verhaal over onze ontdekkingen in de binnentuin moet nog een kleine kanttekening gemaakt worden. De populaties worden gedomineerd door slechts enkele soorten die in grote hoeveelheden voorkomen, wat kan wijzen op een lage veerkracht of instabiele omstandigheden. Daarom moeten we voorzichtig zijn met onze hoopvolle bevindingen: het zou kunnen dat de zeldzame soorten die we vonden in gevaar zijn. Maar om te weten hoe dat juist komt, moeten we deze soorten met verder onderzoek beter leren begrijpen. Wat we nu kunnen doen, is proberen om plekken als deze te behouden en te beschermen. Kleine stukjes groen waarvan niemand verwacht dat ze waardevol zijn, kunnen vol onverwacht leven en mysterie zitten. Laat het verhaal van de Sint-Pietersabdij inspiratie bieden om aandachtig te kijken naar de natuur die ons elke dag omringt.

Tekst: Nicolaas Van der Burght, masterstudent bos- en natuurbeheer aan de UGent

Uit: Het verhaal van de bodemdieren, een socio-ecologisch perspectief op de Sint-Pietersabdijtuin, vandaag en vroeger. Masterthesis geschreven aan de UGent, Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen voor de master bos- en natuurbeheer, door Nicolaas Van der Burght, begeleid door Kris Verheyen, Pallieter De Smedt en Eline D’Haene. Zij droegen ook bij aan het schrijven van dit artikel. 

Lees hier de volledige thesis

Beeldmateriaal

Figuur 1: Een bodemval. De gebruikte bodemvallen bestaan uit een klein potje met een diameter van 10 cm, dat ingegraven is zodat de bovenkant gelijkloopt met het oppervlak van de bodem. In het potje zit een vloeistof om de beestjes te bewaren, en het dakje zorgt dat er geen regen of vuil in het potje terecht komt. Als laatste is er nog het vlagje om de val aan te duiden en de bezoekers op de hoogte te brengen (en ook een beetje met de hoop dat de valletjes minder verstoord zouden worden!).

Figuur 2: Links een historische luchtfoto van 1956. De sloop van de oude kazernegebouwen was nog niet begonnen. Rechts een recente luchtfoto van 2021. De tuin is sinds zijn aanleg in de jaren 80 niet heel sterk meer veranderd. 

Figuur 3: De brede pissebed. Deze soort is weinig mobiel en geassocieerd met oude stallen. Hij is dus duidelijk gelinkt aan de voorgeschiedenis van de Sint-Pietersabdij.

Figuur 4: Kaart van gemeenschapsgemiddelde koudetolerantie van de pissebedden. Elke soort heeft een gemiddelde minimumtemperatuur in zijn verspreidingsgebied. Voor elke bodemval werd een gemiddelde genomen van deze temperatuur voor alle beestjes die in die bodemval terecht waren gekomen. Wat zien we? Rond de ruïne is de gemeenschap van pissebedden gemiddeld het minst koude-tolerant. De soorten die hier leven zijn synantroop, en hebben menselijke bebouwing nodig om strenge winters door te komen. In de beboste stukken zitten soorten die veel meer koudetolerant zijn, in deze beschaduwde zones komen de vochtminnende, niet droogteresistente soorten voor.