Afbeelding
Afghaanse duizendknoop
Paul Wouters/Marianne Horemans

Burgerwetenschap is een krachtig instrument in de strijd tegen invasieve uitheemse soorten

11 dec 2024
Categorieën
Natuurbeleid

Invasieve uitheemse soorten (IUS) zijn een bedreiging voor onze biodiversiteit, economie en gezondheid. Om hun negatieve impact te verminderen en via snelle respons oplopende beheerkosten te vermijden, is het belangrijk dat ze zo snel mogelijk worden opgespoord. Dat is echter een zeer uitdagende taak, die professionele wetenschappers niet alleen kunnen uitvoeren. Een internationale studie van het COST project AlienCSI, waar ook het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en Natuurpunt Studie aan bijdroegen, toont aan dat burgerwetenschap hierbij een waardevolle rol kan spelen.
 

Het onderzoek bestudeerde het tijdsverschil tussen de eerste registratie van een IUS in databanken van officiële monitoring versus waarnemingen uit burgerwetenschappelijke platformen. Maar liefst 220 miljoen waarnemingen van burgers werden voor de studie onder de loep genomen, in 30 landen en op 22 publieke waarnemingsplatformen (zoals eBird, Pl@ntNet, iNaturalist, ArtPortalen en waarnemingen.be en de andere portalen van observation.org). Het ging daarbij telkens om de eerste burgerwaarneming van één van 594 uitheemse soorten. De studie wilde achterhalen hoe groot het belang is van burgerwetenschap voor de vroege detectie van invasieve uitheemse soorten.
En wat blijkt? Burgerwetenschap is een noodzakelijke aanvulling aan professionele meetnetten. De resultaten van de studie onthullen alvast enkele interessante inzichten:

  • In 30% van de gevallen rapporteren burgerwetenschappers een invasieve uitheemse soort in hetzelfde jaar als wetenschappers. Bij 20% van de eerste registraties zijn burgerwetenschappers er zelfs vroeger bij dan hun professionele collega’s. In de andere 50% van de gevallen was professionele monitoring eerder.
  • Gewervelde dieren maken meer kans dan planten en ongewervelden om eerder op citizen science platformen dan in officiële databases te verschijnen.
  • Over het algemeen pikken burgerwetenschappers soorten die in buurlanden al werden waargenomen sneller op. Met de buren praten is dus belangrijk.
  • Uitheemse invasieve dieren en planten die op de prioriteitenlijst van de EU staan, worden daarentegen sneller in officiële bronnen gerapporteerd.
  • In Zweden, Nederland en Zwitserland zijn burgerwetenschappers het snelst ten opzichte van hun professionele collega’s. In IJsland, Albanië en Ierland blijken professionele experts de ‘waarnemingsrace’ sneller te lopen. Hoewel het verschil klein is, hebben professionele wetenschappers ook in België een voorsprong.
     
Afbeelding
Monitoring van exoten
Etienne Branquart
Een vindplaats van Kaapse waterlelie wordt geregistreerd met een app.

Burgerwetenschap ondersteunt het beheer van invasieve uitheemse soorten

Het is de eerste keer dat we met data kunnen aantonen dat burgerwetenschap effectief in hoge mate bijdraagt aan early warning voor exoten. Waarnemingen door burgers moeten daarom zeker verder aangemoedigd worden. Er is een geïntegreerde aanpak nodig die professionele meetnetten voor actieve opsporing combineert met passief toezicht door het brede publiek. Niet alleen de eerste waarneming is immers belangrijk bij invasieve exoten, maar vooral ook de snelle melding van alle nieuwe plekken waar ze opdagen. De overheid kan dit doen door nauw samen te werken met burgerwetenschappelijke waarnemingsplatformen en de verdere uitbouw ervan te ondersteunen. Zo kunnen gegevens nog sneller uitgewisseld worden om een effectief bewakingssysteem tegen invasieve uitheemse soorten op te zetten. In Vlaanderen zijn de samenwerking met waarnemingen.be en de doorstroming van deze gegevens naar het vroege waarschuwingssysteem voor invasieve soorten van cruciaal belang.

De studie is hier raadpleegbaar (open access). Wil je zelf vinger aan de pols houden voor jouw gebied? Bekijk de lijst of stel alerts in voor invasieve exoten op waarnemingen.be/exoten/

Tekst: Kristijn Swinnen (Directeur Natuurpunt Studie) en Tim Adriaens (Onderzoeker Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek)