Afbeelding
Speuren naar Grote Tijm
Dominik De Buyser

Beheerdagen in tekst en beeld

8 jun 2024
Categorieën
Lokaal nieuws
Organisatie

Maandelijks verslag van de beheerdag door Johan Van Meerbeek, aangevuld met leuke weetjes over de soorten die we aantreffen.

Verslag van de werken

Aantal deelnemers: 10

We verzamelden voor de tweede keer dit jaar in het perceel 'De Helling of Kleine Heiberg'.

De oude, verrotte weidepalen dienden vervangen te worden om begrazing door schapen toe te laten. Hiervoor moest eerst een corridor langs de omheining vrijgemaakt worden van bramen, brandnetels en opslag van allerlei jonge boompjes. Met tien vrouw en man schoot het werk aardig op. Een groot deel van de omheining is momenteel hersteld. Hoewel dit de laatste werkdag voor de zomervakantie is zal er 'en petite comité' verder gewerkt worden. De schaapskudde zou immers voor de zomervakantie moeten toekomen.

Na de obligate pauze met koffiekoeken, thee en veel water wegens de warmte (de kruidenjenever of 'medicament' werd weer genegeerd) begonnen we met nog enkele diehards aan het maaien van het afgebakende perceel waar in februari van dit jaar 62 plantjes Grote tijm uitgeplant werden. Deze doen het wegens het kletsnatte weer van de laatste paar maanden niet goed: een groot deel is gesneuveld; de rest dreigt overwoekerd te geraken door opschietend gras. De zaadjes van de Grote tijm zijn totaal niet gekiemd.
Eerst werd geprobeerd tijmplantje per tijmplantje vrij te maken. Spoedig werd ingezien dat dit onbegonnen werk was. De grove borstel, met name de zeis, werd bovengehaald. Enkel drie plantjes Struikhei werden gespaard. Hopelijk komen de tijmplantjes deze actie te boven. We duimen voor een droge, warme zomer.

Vondst van een tweetal weken geleden: Het Grijs kronkelsteeltje

Afbeelding
Grijs Kronkelsteeltje
Johan Van Meerbeek
Grijs kronkelsteeltje

Het Grijs kronkelsteeltje is een terrestrisch (bodembewonend) mos dat oorspronkelijk inheems is op het zuidelijk halfrond en in de zestiger jaren van vorige eeuw aan een wereldwijde uitbreiding begonnen is. Het verdringt vaak meer zeldzame, inheemse mossen en korstmossen en is na vermesting en verzuring, tgv. klimaatopwarming een derde bedreiging van heischrale graslanden (en voornamelijk heide). Het is dus een invasieve exoot.  Ik vond recent gelukkig nog maar enkele plantjes, tegenaan de afrastering van de Grote tijm.

Het vormt bruingroene polletjes of zodes. Door vegetatieve vermeerdering kunnen de mostapijten een grote omvang krijgen. Een dicht mospakket verhindert de kieming van kruiden, grassen en andere terrestrische mossen en korstmossen. Als bijnaam heeft het 'mospest' of 'tankmos' omdat het als een tank oprukt. De sporenkapselsteel is gekronkeld waaraan het een deel van zijn Nederlandse naam te danken heeft.

Grijs kronkelsteeltje kan zich gemakkelijk vestigen op zure, voedselarme, open plekken.
Aan droogte is dit mos aangepast door een dikke bladnerf en aan de zon door goed ontwikkelde stervormig afstaande glasharen die het zonlicht reflecteren (zie foto). Deze glasharen geven het mos een grijze waas.  In het verslag van februari 2024 beschreef ik een analoge aanpassing aan zonlicht bij het Gewoon muisjesmos.
Hoe komt dit mos nu hier terecht? Het antwoord is: anemochorie.

Verbreiding van planten.

Anemo-wablieft? Wat betekent dit nu weer? Hiervoor ging ik te rade bij Annelies Wouters, klassiek filologe en lid van de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud. Het komt van het oud-Grieks: 'anemos' betekent 'wind' en 'chooreoo' 'zich verplaatsen'.

Het woord 'anemos' vinden we ook terug in het woord 'bosanemoon', verwijzend naar de tere bloemblaadjes die bewegen en afvallen met de wind. Het gaat hier dus over de manier waarop planten zich verspreiden (verbreiden is de juiste biologische term). Dit kan op talrijke manieren gebeuren, teveel om allemaal te bespreken. We beperken ons dus tot enkele, voor dit perceel relevante voorbeelden. In tegenstelling met vele dieren die zich gemakkelijk verplaatsen en zo nieuwe gebieden kunnen koloniseren hebben planten het op dat vlak veel moeilijker.

Voortplanting bij planten kan op 2 manieren gebeuren: vegetatieve of geslachtelijke.

Vegetatieve voortplanting gaat gepaard met heel plaatselijke verbreiding. Denk maar aan het vormen van bovengrondse uitlopers zoals bij bramen, of Muizenoor, beide in dit perceel aanwezig. Beter gekend bij velen zijn de uitlopers bij gecultiveerde aardbeien. Waar deze uitlopers de grond raken worden nieuwe planten gevormd die een kloon zijn van de moederplant. Aan de onderkant van dit perceel op de grens met de Bertemse Heideweg staat sleedoornstruweel. Dit breidt zich geleidelijk naar boven uit. Sleedoorn maakt immers ondergrondse uitlopers op de wortels die meters ver kunnen reiken en op afstand dochterplanten aanmaken. Dit moet dan ook drastisch in toom gehouden worden of van het heischrale grasland blijft op de duur niets meer over.
 
Geslachtelijke voortplanting kan voor verbreiding op afstand zorgen. Dit is noodzakelijk omdat nakomelingen van een moederplant minder kans maken tot ontkieming te komen vlakbij de moederplant ten gevolge van concurrentie met deze laatste.

Het Grijs kronkelsteeltje vormt sporen die microscopisch klein zijn en dus gemakkelijk door de wind verspreid geraken. Meer ontwikkelde planten maken zaden aan. De grootte hiervan kan variëren: van heel klein zoals het mosterdzaadje, wat het evangelie ons leert, tot zeer groot zoals de kokosnoot.

Over het algemeen geraken zaden via de wind niet heel ver verspreid, in tegenstelling tot wat men zou denken. Uit experimenten met zaden van akkerdistels die toch een pluis dragen blijkt dat het merendeel van hun zaden binnen 50 meter afstand van de moederplant neervallen. Heel fijn zaad van orchideeën, stofzaad genoemd, wordt wel over kilometers vervoerd met de wind. In het perceel de Grote Heiberg of de Jacht is momenteel één bloeiend exemplaar van de Bosorchis aanwezig (twee exemplaren 2 jaar geleden aangetroffen). De dichtstbijzijnde grote populatie hiervan bevindt zich in het Silsombos, wat toch een behoorlijke afstand is.

Momenteel massaal geel bloeiende composieten in dit perceel, voornamelijk Gewoon biggenkruid en in mindere mate Muizenoor hebben zaad, nootje genoemd, waaraan een vruchtpluis dat met de wind verspreid geraakt. Muizenoor plant zich dus zowel vegetatief als geslachtelijk voort.

Verbreiding kan ook door dieren gebeuren: zoöchorie. Dit kan leiden tot veel verder reikende verbreiding dan door de wind. Dieren zijn immers veel mobieler.

Grosso modo zijn er 2 types zoöchorie: endozoöchorie (endo betekent inwendig) waarbij dieren zaden zoals vruchten eten die ongeschonden het spijsverteringskanaal passeren en met de uitwerpselen verspreid geraken. In dit perceel bramen, Sleedoorn, Meidoorn, Lijsterbes en jammer genoeg ook Amerikaanse vogelkers. Zowel vossen, muizen als vogels doen dit. In het laatste geval spreken we van ornithochorie.

Een tweede type zoöchorie is epizoöchorie (epi betekent bovenop): haakvormige of kleverige structuren op het zaad blijven in de pels van dieren hangen en kunnen zo verspreid geraken. In dit perceel Geel nagelkruid en Kleefkruid. Dit is een zeer belangrijke vorm van verbreiding voor planten tussen onze eerder kleine, versnipperde natuurgebieden! Deze worden, tenminste deels, door schapen begraasd die van het ene naar het andere natuurgebied verhuizen. Tegenwoordig gebeurt dit via transport per vrachtwagen. Vroeger was het een herder die met zijn kudde meetrok. Met deze schapen liften veel zaden mee die voor verbreiding van speciale soorten kunnen zorgen en dan ook voor de broodnodige genetische diversiteit instaan om zo inteelt en plaatselijk uitsterven van planten te voorkomen. Vers bloed - uit den vreemde - zorgt voor levenskrachtige populaties. Vlaams Belang zal dit niet graag horen.

Een zeer speciale vorm van zoöchorie moet ik nog bespreken, namelijk myrmecochorie (myrmeco betekent mier). Aan zaden van meerdere soorten planten is er een aanhangsel, het zogenaamde mierenbroodje.  Dit trekt door zijn geur mieren aan die het geheel transporteren naar hun nest om het mierenbroodje dat eiwit- en vetrijk is te voederen aan hun larven. Zo worden de zaden van bvb. Maarts viooltje over korte afstand verspreid. In dit perceel is deze plant wel niet aanwezig.

Vondst van de dag: Muurrouwzwever

Afbeelding
Muurrouwzwever
Johan Van Meerbeek
Muurrouwzwever

Op de afsluiting van het perceel werd tijdens de pauze een zonnende Muurrouwzwever gespot. Dat is een vliegensoort uit de familie van de Wolzwevers. Deze vliegen parasiteren alle op larven of eieren van andere insecten, zoals sprinkhanen, vlinders, bijen en wespen. Verreweg de meeste soorten parasiteren op deze laatste 2 groepen. De Muurrouwzwever parasiteert op larven van metselbijen van het geslacht Osmia en op metselwespen.

Osmiabijen zijn solitaire bijen die hun eitjes één per één in een holte in muren, houten palen of schuttingen leggen, met tussen elk eitje een afsluiting van leem 'gemetseld'. Het geheel maken ze tenslotte volledig toe met leem. Ze zijn een algemene soort in bijenhotels zoals in de nabijgelegen boomgaard één opgesteld staat. Bvb. de Gehoornde metselbij.

Het vrouwtje van de Muurrouwzwever heeft een zogenaamde zandkamer, een opening aan de onderzijde van het achterlijf waarin ze zandkorrels verzamelt. Een eitje vermengd met een kleverige kliersubstantie deponeert ze in deze zandkamer om met het verzamelde zand een schietprop te maken. Ze zweeft dan als een zwarte schim traag langs het bijenhotel op zoek naar met bijeneitjes bezette gaten waar ze haar eitje in katapulteert in volle zweefvlucht. Hierbij draait ze het achterlijf naar voor. De larve van de Muurrouwzwever voedt zich met de larve van het bijtje. Ze is dus een ongenode gast in bijenhotels.

De Muurrouwzwever is één van de ongeveer 20 in Vlaanderen voorkomende soorten Wolzwevers, en één van de meest algemene. Het is een volledig zwart gekleurde vlieg met witte vlekjes op het achterlijf. Het is een warmteminnende soort die graag zont op zonbeschenen muren in tuinen in stedelijke omgeving waar het altijd wat warmer is dan op het platteland. Ze doet dit met de vleugels half gespreid zoals een deltavlieger. Dit dier is een typische zomersoort en juni is de periode waarin ze tevoorschijn komen uit de nesten van vorig jaar. Deze werkdag was dus het uitgelezen moment om deze soort te spotten.

Afbeelding
Bijenhotel in de boomgaard
Johan Van Meerbeek
Bijenhotel in de boomgaard