Afbeelding
Hans De Blauwe

2021: een “laat jaar”?!

26 jan 2022
Categorieën
Natuurbericht


Warme voorjaren: lekker, want we kijken er naar uit na een kille winter en het went dus snel. Tot er nog eens een voorheen normaal of koud voorjaar passeert: dan is het verschil met de voorgaande jaren plots heel groot. Als we het aan de meikevers vragen, dan was 2021 een extreem laat voorjaar: zij vlogen immers vooral pas in juni. Bij sommige soorten waren de effecten zichtbaar tot diep in het najaar, maar dat was zeker niet altijd zo.

Het weer heeft een hele sterke impact op de fenologie (het moment van het jaar waarop natuurfenomenen zich voordoen). Een warm voorjaar, zoals we er recent een hele reeks kregen, zorgt voor vroege gewasgroei, vroege bloei, vroeg verschijnen van insecten en vroegere aankomst en broeden van vogels. Klimaatopwarming bestendigt die verschuivingen: bv. meikevers worden aprilkevers (bv. Natuur. focus 2014(2): 85-87).

Alhoewel het eind februari 2021 nog record warm was, werd de lente (maart-mei) van 2021 de koudste van de afgelopen 30 jaar. Aansluitend werd het ook nog eens de natste zomer. Soorten met een korte vliegperiode vormen interessante referenties om de effecten van uitzonderlijk weer te bekijken. Vooral de vliegperiode van de meer opvallende en gemakkelijk te identificeren soorten kunnen we in detail opvolgen dankzij de vele waarnemingen in waarnemingen.be. De meikever dankt zijn naam aan een vrij geconcentreerde vliegperiode in de maand mei (grafiek links, groene lijn). In warme voorjaren schuift de vliegperiode vlot naar voor, tot in april (grafiek links, rode lijn). Maar in 2021 vlogen er maar heel weinig meikevers in mei en verschoven ze naar een heel geconcentreerde vliegpiek begin juni, deels na de normale vliegperiode (grafiek links, blauwe lijn). Raar, want vroeger waren dergelijke koude voorjaren niet ongewoon en toch kreeg deze soort historisch de naam meikever. Ze moeten in 2021 dus wel heel erg laat geweest zijn.

De rupsen van de groene eikenbladroller (een micro-nachtvlinder) vormen belangrijk stapelvoedsel voor bosvogels en de timing van het broeden van de vogels en de ontwikkeling van de rupsen is belangrijk. De vlindertjes hebben doorgaans een behoorlijk stabiele vliegperiode vooral in juni (grafiek rechts, rode en groene lijn). In 2021 was de start bijna een maand te laat, met een geconcentreerde vliegpiek eind juni, wanneer de aantallen tegenwoordig in de meeste jaren al sterk afnemen. Op het einde werd de vliegperiode evenwel niet verlengd (grafiek rechts, blauwe lijn), in tegenstelling tot bij meikever..

 

Afbeelding
grafiek Marc Herremans

Vliegperiode van meikever (links) en groene eikenbladroller (rechts): verloop van het percentage van alle gemelde individuen per week voor het vroegste van de afgelopen 15 jaar (rood), het gemiddelde van 2008-2020 (groen) en 2021 (blauw) op basis van data uit www.waarnemingen.be.

Ook bij vlinders zien we dergelijke verschillen. Het bont dikkopje begon drie weken later te vliegen dan normaal, de piek viel twee weken later, maar de vliegperiode stopte abrupt amper een week later dan gemiddeld (figuur links onder). De vlindertjes hebben maw. maar kort gevlogen. Bij het oranjetipje, een vroeg vliegende soort, waarvan de vliegperiode nochtans pal in de koude lentemaanden viel, verliep de timing van de vliegtijd in 2021 wél normaal (figuur onder rechts).

 

Afbeelding
grafiek Marc Herremans

Vliegperiode van bont dikkopje (links) en oranjetipje (rechts): verloop van het percentage van alle gemelde individuen per week voor het gemiddelde van 2008-2020 (groen) en 2021 (blauw) op basis van data uit www.waarnemingen.be.  

Veel soorten nemen een late start mee doorheen de rest van het jaar. Zo waren we bv. gewoon geworden in de recente warme jaren dat de okkernoten al begin september vielen, maar in 2021 was dat opnieuw naar al oude gewoonte pas begin oktober. Voor planten of koudbloedige dieren maakt zo een cumulatieve verschuiving doorheen heel het jaar zin, maar voor vogels is dat moeilijker te begrijpen. Toch zagen we in het najaar 2021 dat bv. de aankomst van bladkoningen en kramsvogels, twee trekvogels die ons van ver uit het noordoosten bereiken, pas bijzonder laat begon. Van beide soorten bereikten ons bovendien ook maar heel weinig vogels in vergelijking met de afgelopen jaren: 70% minder bladkoningen en 50% minder kramsvogels.  


Afbeelding
grafiek Marc Herremans

Doortrekperiode van bladkoning (links) en doortrek- en aankomstperiode van kramsvogel (rechts): verloop van het percentage van alle gemelde individuen per week voor het gemiddelde van 2008-2020 (groen) en 2021 (blauw) op basis van data uit www.waarnemingen.be (foto's: Pieter Vantieghem (bladkoning) en Frank Snykers (kramsvogel)).  

Dat soorten hun fenologie aanpassen aan jaar-tot-jaar variatie in weersomstandigheden is volledig normaal en een manier waarop soorten hiermee omkunnen. Maar bij een opeenvolging van onvoorspelbare extremen, die op verschillende soorten een verschillende impact kunnen hebben, kan het gebeuren dat de cycli van soorten die elkaar nodig hebben niet meer helemaal synchroon zijn, waardoor soorten het moeilijk kunnen krijgen.

Tekst: Marc Herremans (Natuurpunt Studie)

Databeheer: Karin Gielen